Zelfwaardering en de relatie tussen intelligentie en getalbegrip
Summary
Achtergrond: In deze studie is het modererend effect van zelfwaardering onderzocht op de relatie tussen intelligentie en getalbegrip bij reguliere basisschoolleerlingen.
Methode: De data in het huidige onderzoek was onderdeel van een grotere testbatterij bij onderzoek naar factoren die van invloed zijn op getalbegrip. Getalbegrip werd gemeten met de symbolische vergelijkingstaak en de getallenlijntaak en is afgenomen met het computerprogramma E-Prime. Intelligentie werd gemeten met de Raven Coloured Progressive Matrices (CPM) en zelfwaardering met een vragenlijst afgeleid van de subschaal ‘gevoel van eigenwaarde’ uit de Competentiebelevingsschaal voor kinderen (CBSK). Er deden in totaal 100 kinderen mee waarvan 39 jongens en 61 meisjes. Zij hadden een leeftijd van 8 tot en met 10 jaar oud (M = 9.16, SD = .74). Resultaten: Analyses zijn uitgevoerd met een correlatieanalyse (Kendall’s tau) en een meervoudige regressieanalyse. Kinderen met een hogere intelligentie scoorden hoger op getalbegrip. Intelligentie was positief gerelateerd aan zelfwaardering. Zelfwaardering was negatief gerelateerd aan getalbegrip. Dit betekent dat een hogere zelfwaardering gerelateerd was aan minder fouten op getalbegrip taken, ofwel een hoger getalbegrip. Het modererend effect van zelfwaardering op intelligentie en getalbegrip was niet significant. Conclusie: Zelfwaardering had geen modererend effect op de relatie tussen intelligentie en getalbegrip. Zowel intelligentie als zelfwaardering hadden ieder apart een positieve samenhang met getalbegrip. Vervolgonderzoek kan zich richten op leerlingen uit het speciaal (basis)onderwijs.