De kracht van de frequenties. Radio Free Europe en Radio Liberty in het licht van soft power
Summary
Tijdens de Koude Oorlog zette Amerika twee internationale radiostations op, Radio Free Europe en Radio Liberty, die zich richtten op respectievelijk de Oost-Europese satellietstaten en op de kern van de Sovjet-Unie: Rusland. In het licht van de soft power-theorie van Joseph Nye zijn de radiostations een instrument van publieksdiplomatie waarmee soft power-bronnen kunnen worden ingezet om op die manier soft power te creëeren. Soft power is een machtsvorm waarbij de ander er zelf van wordt overtuigd om op een bepaalde manier te handelen in plaats van dat dit wordt afgedwongen met geweld of economische sancties. De centrale vraag in dit onderzoek is of het beleid over de radiostations er destijds op was ingesteld deze instrumenten effectief aan te wenden om soft power te creëeren. Om deze vraag te beantwoorden maak ik gebruik van de collectie primaire bronnen over de radiostations van het Cold War International History Project van het Wilson Center. De theorie stelt een set voorwaarden voor de beoordeling van effectiviteit. Het beleid moet aansturen op een integere journalistieke praktijk en op aantrekkelijkheid voor het publiek. Bovendien is het de bedoeling dat de radiostations geen andere soft power-instrumenten of -bronnen ondermijnen door afwijkend gedrag. Wanneer deze voorwaarden langs de primaire bronnen over het beleid over Radio Free Europe en Radio Liberty tussen 1948 en 1955 worden gelegd, blijkt dat Radio Free Europe grotendeels voldoet aan de eisen en Radio Liberty grotendeels niet. De voornaamste verklaring hiervoor ligt in de verschillende contexten waarin de radiostations opereerden. Radio Liberty richtte zich tot een publiek dat minder bereikbaar was in meerdere opzichten.