Privacy en/of Veiligheid
Summary
Dit onderzoek betreft een kritische discoursanalyse van de constructie van het privacyvraagstuk, in een rechtszaak tussen het Federal Bureau of Investigation (FBI) en Apple om toegang tot een met encryptie versleutelde iPhone. De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Hoe construeren respectievelijk de Amerikaanse overheid en hard- en softwareproducent Apple het discours rondom privacy, in de juridische strijd om toegang tot een versleuteld apparaat? Dit onderzoek bouwt voort op verschillende theorieën over de discursieve constructie van privacy, framing van maatschappelijke vraagstukken en belanghebbende publieken, consensus en ‘technological solutionism’. Het corpus bestaat uit juridische documenten van de rechtszaak tussen de FBI en Apple, en persverklaringen van beide partijen omtrent de zaak. Een softwarematige analyse van het corpus maakt duidelijk dat beide partijen het discours proberen te construeren door middel van framing van het vraagstuk en belanghebbende publieken. De FBI beschouwt encryptietechnologie als barrière in het waarborgen van veiligheid, terwijl Apple encryptietechnologie juist beschouwt als een stap richting het beter kunnen waarborgen van veiligheid. Aansluitend op deze manier van formatteren van het vraagstuk, formatteren beide partijen de verschillende belanghebbende publieken. De FBI benadrukt dat strafrechtelijk onderzoek altijd het publieke belang dient en Apple de publieke waarde van veiligheid belemmert. Apple beredeneert dat het verzoek van de FBI afbreuk doet aan het recht op veiligheid van burgers, die het beste te waarborgen is door middel van nieuwe media technologieën - een gedachtegang die in lijn licht met het neoliberale gedachtegoed en het zoeken van oplossingen in technologie.