De relatie tussen dagelijkse taalactiviteiten en taalproductie bij Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse peuters
Summary
Dit onderzoek heeft zicht gericht op de vraag of er een moderatie-effect is van de culturele achtergrond van
Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse peuters op de relatie tussen de Nederlandse taalactiviteiten
voorlezen’ en ‘gesprekken voeren’ en taalproductie. De taalontwikkeling van jonge kinderen kan gestimuleerd
worden middels kwalitatief en kwantitatief taalaanbod. Taal kan op verschillende manieren aangeboden worden,
voorbeelden hiervan zijn voorlezen en gesprekken voeren. Er hebben in totaal 56 Turks-Nederlandse en
Marokkaanse-Nederlandse peuters tussen de 23 en 33 maanden oud deelgenomen, waarvan 30 meisjes en 26
jongens. De frequentie van de taalactiviteiten in het Nederlands zijn middels een gestructureerd interview
met de verzorger nagevraagd. De taalproductie van de peuters is middels de productieve woordenschat uit de N-
CDI 2A gemeten. Middels een hiërarchische regressie zijn de resultaten geanalyseerd. Voorlezen blijkt een
significante voorspeller te zijn van taalproductie, binnen dit onderzoek. Er is echter geen modererend effect van
de culturele achtergrond gevonden op deze relatie. Gesprekken voeren is in dit onderzoek geen significante
voorspeller van taalproductie van de peuters geleken, ook is er geen moderatie-effect van de groepen op
deze relatie gevonden. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen significante verschillen zijn tussen de Turks-
Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse peuters op de relatie tussen de taalactiviteiten en taalproductie.