Het warenhuis in dienst van haar klanten. Een studie naar de relatie tussen de architectuur van vier Amsterdamse warenhuizen en haar klanten in het begin van de 20ste eeuw.
Summary
In het eind van de 19e eeuw werden de eerste warenhuizen in Parijs gebouwd en geopend. De vernieuwende manier van detailhandel waarbij er vaste prijzen gehanteerd werden, de producten direct op voorraad waren en grote services verleend werden aan de klanten bleek zeer succesvol waardoor er vervolgens warenhuizen in heel Europa verschenen. Ook in Nederland, voornamelijk Amsterdam, werden warenhuizen geopend.
Deze thesis onderzoekt de relatie tussen de architectuur en de klanten van vier warenhuizen in Amsterdam. Alle vier de bedrijven zijn in het eind van de 19e eeuw opgericht door immigranten die bekend waren met warenhuizen elders in Europa. Hun bedrijven bleken succesvol en zij konden begin van de 20ste eeuw een nieuw pand voor hun warenhuis laten bouwen en openen. De locaties van de panden lagen rond de Dam, de Kalverstraat, de keizerstraat en de keizersgracht en hadden lange zichtlijnen waardoor de grote panden goed tot hun recht kwamen. Het personeel had eigen ingangen, trappenhuizen en andere ruimtes waardoor ze voor de klanten onzichtbaar waren. Hirsch was het enige warenhuis dat personeel intern wonend had. De onderste verdiepingen stonden vooral in het teken van het ontvangen en bedienen van de klanten terwijl op de bovenste etages voornamelijk werkruimtes en ateliers voor het personeel waren. Alle warenhuizen hadden minstens één lift en één of meerdere trappenhuizen waardoor de klanten gemakkelijk op de bovenste verdiepingen kon komen. Als klant kon je niet alleen aankopen doen in een warenhuis maar ook gebruik maken van een lunch- of tearoom. Winkelen werd daardoor minder een noodzaak en meer een vorm van recreatie. Ook de detaillering is het warenhuis grotendeels gericht op de klant. Door de refereren aan winkelarchitectuur in Parijs en Londen wordt de herkenbaarheid als warenhuis vergroot, ook door gebruik te maken van dezelfde materialen. Ook in het interieur hadden de warenhuizen dezelfde elementen als de Europese voorbeelden en voldoen ze aan de typologie van een warenhuis volgens Pevsner: een grote entree, bijzonder trappenhuis, een grote centrale open ruimte met een vide afgesloten door een lichtkoepel van glas. In de gevels waren op de begane grond grote glazen ramen aangebracht als etalages.