Het effect van geboortevolgorde en taalaanbod op de taalontwikkeling van peuters
Summary
Doel: Het doel van de huidige studie is om te onderzoeken wat het effect van geboortevolgorde is op de receptieve en de productieve woordenschat van tweejarige Nederlands sprekende kinderen. Eerdere onderzoeken lieten hierover inconsistente resultaten hierover zien. Om deze inconsistentie te verklaren, is er gekeken of er een verband is met de kwantiteit van het taalaanbod van de oudere broer/zus op deze twee aspecten van de taalontwikkeling. Methode: Voor deze studie is gebruik gemaakt van metingen onder 476 peuters en hun ouders. De metingen bestonden uit de afname van de Peabody Picture Vocabulary Test Nederlands (PPVT), de Nederlandse vertaling van de Communicative Development Inventory (N-CDI) en een interview met ouders. Door middel van een onafhankelijke t-toets is gekeken welke groep beter scoort op receptieve en productieve woordenschat. Daarna is door middel van een ANOVA gekeken welke hoeveelheid taalaanbod door de oudere broer/zus het beste is voor de receptieve en productieve woordenschat. Resultaten: Uit de onafhankelijke t-toets blijkt dat er geen verband is tussen geboortevolgorde en receptieve woordenschat. Op productieve woordenschat scoort de groep zonder oudere broer/zus significant beter. Uit de ANOVA blijkt dat de kwantiteit van taalaanbod van de oudere broer/zus niet gerelateerd is aan receptieve en productieve woordenschat. Conclusie: Op productieve woordenschat scoren eerstgeborene hoger dan de groep later geborene. Dit was niet verwacht op basis van onderzoeken naar de geboortevolgorde. Echter, op basis van onderzoeken naar het taalaanbod van oudere broers/zussen was dit wel te verwachten. Op basis van de huidige studie hoeft er niet op het taalaanbod van de oudere broer/zus te worden ingestoken om de optimale taalomgeving voor de peuter te creëren.