Verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden in de mate van het verrichten van vrijwilligerswerk
Summary
Hoogopgeleiden zetten zich vaker in als vrijwilliger dan laagopgeleiden (Visies, 2011). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat hoogopgeleiden meer financiële middelen, beschikbare tijd en menselijke vaardigheden tot hun beschikking hebben. Daarnaast kunnen ze hulpbronnen vanuit het sociaal netwerk mobiliseren (Putnam, 2000). Er zijn ook verschillen in ontwikkelingsmotieven tussen laag- en hoogopgeleiden (Becker, 2009). Het is belangrijk om te kijken of dit ten grondslag ligt aan het verschil in het verrichten van vrijwilligerswerk. Dit onderzoek beoogt hier een bijdrage aan te leveren door te kijken naar de rol van het sociaal kapitaal, relatieve bronnen en ontwikkelingsmotieven. Sinds de overgang van een beschermende naar een meer activerende verzorgingsstaat, wordt steeds meer verwacht dat burgers zich lokaal inzetten als vrijwilliger om zorg- en welzijnstaken op te vangen (Binnema, 2014). Gezien deze toenemende behoefte naar vrijwilligers en de ongelijkheid tussen laag- en hoogopgeleiden die vrijwilligerswerk verrichten is het belangrijk dat vrijwilligerswerk onder zowel laag- als hoogopgeleiden, gestimuleerd wordt (Moulaert et al., 2013; SCP, 2014b). De vraag die hierbij centraal stond is: “Welke motivatiefactoren bieden een verklaring
voor de mate waarin laag- en hoogopgeleiden vrijwilligerswerk verrichten?” Om deze vraag te beantwoorden is de dataset van het Tijdsbestedingsonderzoek (2011) gehanteerd. Uit de empirische analyse is gebleken dat hoogopgeleiden meer vrijwilligerswerk verrichten. Deze studie toont aan dat hoogopgeleiden meer sociaal vertrouwen hebben, meer sociale normen stellen en een hoger inkomen hebben waardoor ze mogelijk meer vrijwilligerswerk verrichten. Gezien het niet mogelijk was om verschillen tussen mannen en vrouwen en de verschillende soorten vrijwilligerswerk te toetsen is het belangrijk dat er een
vervolgonderzoek komt. Daarnaast is het belangrijk dat geld, tijd en vaardigheden geen beperking zijn in het verrichten van vrijwilligerswerk. Dit kan voorkomen worden door onkosten te vergoeden, te ondersteunen in de planning en cursussen en trainingen aan te bieden.