Taalspecifieke testeigenschappen en de meting van het fonologische kortetermijngeheugen van een- en tweetalige kinderen
Summary
Doel: Dit onderzoek richt zich op het fonologisch kortetermijngeheugen (FKTG) en taligheid van kinderen rond de start van het basisonderwijs. Er is onderzocht of er een verschil bestaat tussen de ontwikkeling van het FKTG van een- en tweetalige kinderen en het effect van taalspecifieke testeigenschappen op deze metingen. Methode: Het FKTG is gemeten aan de hand van twee non-woord herhaaltaken: de taalspecifieke Schlichting Pseudowoorden en de quasi universele QU-NWRT. De data van de twee meetinstrumenten zijn geanalyseerd door middel van twee meervoudige regressie analyses. Resultaten: Er is geen significant verband tussen de Schlichting Pseudowoorden en taligheid. Daarentegen is er wel een significant verband gevonden tussen de QU-NWRT en taligheid, in het voordeel van de tweetalige kinderen. Bij beide meetinstrumenten is er een significant effect van leeftijd op het FKTG. Conclusie: Metingen met de quasi universele test laten zien dat tweetalige kinderen een beter FKTG hebben ten opzichte van eentalige kinderen. Metingen met de taalspecifieke test laten echter geen verschil zien tussen de FKTG van eentalige – en tweetalige kinderen. Geconcludeerd kan worden dat de taalspecifieke testeigenschappen een negatief effect hebben op de meting van het FKTG bij tweetalige kinderen. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen welke rol omgevingsfactoren spelen in de ontwikkeling van het FKTG van jonge een- en tweetalige kinderen.