De grandioze instabiele zelfwaardering van kleuters: de rol van ouderlijke betrokkenheid en structuur in de opvoeding
Summary
Volgens eerder onderzoek wordt de expliciete zelfwaardering stabieler in de overgang van 4 naar 5 jaar. Mogelijk spelen gezinsfactoren hier een rol in. In de huidige studie wordt onderzocht of ouderlijke betrokkenheid en een gestructureerde opvoeding verband houden met de stabiliteit van de zelfwaardering in een populatie van 65 Duitse en Nederlandse kleuters (3-6 jaar, M = 4.5, SD = .6, ratio 4- tot 5-jarigen 32 tot 33, 64.4% jongen). Om het stabilisatieproces van de zelfwaardering te onderzoeken is de huidige steekproef samengevoegd met een steekproef afkomstig uit 2008-2011 (n = 88). 5-Jarigen blijken een meer stabiele expliciete zelfwaardering op het gebied van competenties en acceptatie door moeder en ook een meer stabiele impliciete zelfwaardering te hebben dan 4-jarigen. De effect-sizes zijn echter klein. Ouderlijke betrokkenheid houdt verband met zelfwaardering op het domein acceptatie door leeftijdsgenoten. Bovendien blijken kleuters die een betrokken en gestructureerde opvoeding ervaren, een stabielere zelfwaardering op het domein acceptatie door leeftijdsgenoten te hebben dan kleuters met een betrokken maar minder gestructureerde opvoeding. Toekomstig onderzoek zou zich moeten focussen op domeinen in de impliciete zelfwaardering en een meer diverse steekproef om de invloed van gezinsfactoren verder te kunnen onderzoeken.