De VVE-indicatie in Relatie tot de Nederlandse Taalbeheersing van Eentalige en Tweetalige Peuters.
Summary
In deze masterthesis wordt de sensitiviteit en specificiteit van de voor- en vroegschoolse (VVE) indicatie in relatie tot de Nederlandse taalbeheersing van eentalige en tweetalige peuters onderzocht (N = 455). De VVE-indicatie is een beleid om doelgroepkinderen met risico op bijvoorbeeld een taalachterstand te selecteren om naar een speciale voorschool te kunnen gaan met aandacht voor bijvoorbeeld taalstimulering. Met de receptieve woordenschat werd de Nederlandse taalbeheersing van het kind gemeten. De ouders van de kinderen werden geïnterviewd met een gestructureerd interview. De data die werden gebruikt uit dit interview waren: de taal die ouders met het kind spreken en of het kind wel of geen VVE-indicatie heeft. De data werden opgehaald in vier regio’s in Nederland. Om de validiteit van de ouderrapportage over de VVE-indicatie gegevens van het kind te testen werd dit vergeleken met de indicatie gegevens van de consultatiebureaus in één van de vier regio’s. De indicatie gegevens van de ouders en consultatiebureaus kwamen voor 88% overeen in deze regio. Dit vergroot de generaliseerbaarheid van de resultaten. Uit de resultaten blijkt dat de sensitiviteit van de VVE-indicatie laag en de specificiteit hoog is in relatie tot de Nederlandse taalbeheersing van eentalige en tweetalige peuters. De verhouding tussen de sensitiviteit en specificiteit was voor zowel de eentalige als tweetalige peuters zwak. Concluderend blijkt de VVE-indicatie in relatie tot de receptieve woordenschat niet goed in staat te zijn onderscheid te maken tussen peuters met onvoldoende of voldoende taalbeheersing. Suggesties voor vervolgonderzoek worden gemaakt.