Het gebruik van werkwoorden door eentalige Nederlandse kinderen van vier en vijf jaar oud om zelfstandige naamwoorden te voorspellen tijdens taalverwerking.
Summary
Samenvatting
Er is veel onderzoek gedaan naar taalverwerking en voorspellingsvaardigheden bij (oudere) kinderen en volwassenen (Altmann & Kamide, 1999; Borovsky et al., 2012 ; Nation, et al., 2003 ; Staub et al., 2012). Huidig onderzoek onderzocht de voorspelvaardigheden van eentalige Nederlandse kinderen van vier en vijf jaar. In dit onderzoek is er gekeken of deze kinderen op basis van werkwoorden zelfstandig naamwoorden kunnen voorspellen. In een eye-tracking taak werden zinnen aangeboden, bijvoorbeeld ‘de jongen EET de grote taart’ (semantische conditie) of de ‘jongen ZIET de grote taart’ (neutrale conditie), terwijl de oogbewegingen van participanten werden geregistreerd. Daarnaast is er gekeken naar het verband tussen de receptieve woordenschat en voorspelvaardigheden. 31 Eentalige, Nederlandse kinderen van vier en vijf jaar oud hebben deelgenomen. Tijdens het onderzoek werd gebruik gemaakt van een tweetal meetinstrumenten, een eye-tracking taak en de Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL. Uit de oogbewegingsresultaten bleek dat er meer naar het doelobject wordt gekeken als een zin aangeboden wordt binnen de semantische dan de neutrale conditie. Dit vindt plaats nog voordat het zelfstandig naamwoord is uitgesproken. Daarnaast werd er een negatieve, matige samenhang tussen woordenschat en het voorspellen van woorden gevonden. Er kan uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat eentalige 4-5 jarige Nederlandse kinderen zelfstandige naamwoorden kunnen voorspellen aan de hand van werkwoorden. Bovendien zijn kinderen met een kleine woordenschatgrootte betere voorspellers. Voor vervolgonderzoek is het interessant te kijken naar zowel jongere als tweetalige kinderen. Vervolgonderzoek kan zich bovendien richten op andere componenten die mogelijk betrekking hebben op voorspellingsvaardigheden, zoals het werkgeheugen.