'The Minotaur is myself', de mythe van de Minotaurus in het surrealisme.
Summary
In deze scriptie wordt de mythe van de Minotaurus onderzocht zoals deze werd afgebeeld in het surrealisme. Onder leiding van André Breton richtte de surrealistische stroming zich vanaf de jaren ’30 steeds meer op klassieke mythologie. Breton was van mening dat er gezocht moest worden naar een mythe collectif, die paste bij de huidige tijd. Het herzien van klassieke mythen was een manier om dichter tot deze collectieve mythe te raken. Een mythe die veel voorkwam in het surrealisme, was die van de Minotaurus. Deze mythe ging over het mensverslindende wezen met een stierenkop en een mensenlichaam dat leefde in het labyrint op Kreta. Het schepsel werd uiteindelijk gedood door de Attische koningszoon Theseus, die met behulp van het draad van de Kretenzische prinses Ariadne wist te ontsnappen. Door artikelen over de opgravingen van Knossos op Kreta in Cahiers d’Art kwam de mythe onder de aandacht bij de surrealisten. De mythe werd vervolgens vrij snel een belangrijk motief in de surrealistische kunst en werd door meerdere kunstenaars van de stroming verbeeld, die het onderwerp naar eigen inzicht invulden. Op deze manier kregen de elementen uit de mythe verschillende nieuwe betekenissen. In het afbeelden van de Minotaurus, het labyrint en Ariadne speelden meerdere factoren een rol, waaronder de psychoanalyse van Sigmund Freud, de geschriften van Friedrich Nietzsche, de schilderijen van Giorgio de Chirico, de context van de politiek gespannen jaren ’30 en voor sommigen zelfs trauma’s van de Eerste Wereldoorlog. Kunstenaars als André Breton, André Masson, Salvador Dalí, Man Ray, René Magritte, Erwin Blumenfeld en Pablo Picasso hebben elementen uit de mythe van de Minotaurus omgezet tot gelaagde onderwerpen met veel symbolische betekenis.