De Nederlandse tele-agora Een analyse van het professionele discours rondom screenings van opera- en balletvertoningen in de bioscoop in Nederland in 2015
Summary
In deze masterscriptie wordt het concept tele-agora zoals gedefinieerd door André Gaudreault en Philippe Marion bekritiseerd. Onder tele-agora verstaan Gaudreault en Marion producties die normaliter op het kleine scherm worden vertoond en die nu op het grote scherm (in de bioscoop worden vertoond). In deze scriptie wordt echter uitsluitend gekeken naar screenings van opera- en balletvoorstellingen in de bioscoop, die Gaudreault en Marion onder de tele-agora scharen. Allereerst wordt in deze scriptie beargumenteerd dat de fundering van hun theorie instabiel is. De convergentie die zij als een nieuw fenomeen beschrijven, blijkt al langer aanwezig in de mediale cultuur. Uit hun definitie valt daarnaast op te maken dat de vertoningen niet langer op het kleine scherm (televisie) worden vertoond. Beargumenteerd wordt echter dat dit wel het geval is. Daarbij blijven zij refereren aan televisie, en nauwelijks aan theater. Wanneer zij dan wel aan theater refereren, draagt dit niet bij aan de theorievorming van de tele-agora. Ten slotte baseren zij hun theorie niet op empirische voorbeelden. In deze masterscriptie wordt daarom een voorstel voor herziening van het concept tele-agora voorgesteld. Om daaraan een bijdrage te leveren, wordt in deze masterscriptie een analyse van het Nederlandse professionele discours met betrekking tot screenings van opera- en balletvoorstellingen in de bioscoop uitgevoerd, waarmee wordt vastgesteld welke elementen er in 2015 binnen de Nederlandse context van belang bleken binnen dit discours. Geconcludeerd wordt dat de toegankelijkheid (onder andere door de liveness van screenings en het gevoel van directe aanwezigheid bij de voorstellingen), de kwaliteit, exclusiviteit en de toegevoegde waarde van de screenings in de bioscoop, net als de prijs van de screenings, in 2015 de belangrijkste elementen voor dit deel van de tele-agora bleken. Tegengesteld aan wat Gaudreault en Marion beweerden, bleek voor de gedachtenbepaling in het Nederlandse discours het belangrijkste referentiekader het theater te zijn. Het bleek dat binnen de onderzochte artikelen onderling wel verschillen zitten, vooral door het type tekst. Voorgesteld wordt dat dit onderzoek dan ook op grotere schaal wordt voortgezet, om een beter begrip van het fenomeen tele-agora te kunnen construeren.