Gender(on)gelijkheid in de Hongaarse verzorgingsstaat
Summary
Deze thesis behelst een vergelijkend onderzoek naar genderongelijkheid in de Hongaarse verzorgingsstaat. De vergelijking vindt plaats door een analyse van twee tijdvakken: ten eerste de periode 1956-1989, waarin Hongarije omschreven kan worden als een centraal gecoördineerde markteconomie, en ten tweede de periode na 1989, waarin Hongarije veel trekken vertoont van een liberale markteconomie. Het vergelijkend onderzoek tussen deze twee periodes richt zich op een beperkt aantal onderdelen van de verzorgingsstaat: instituties met betrekking tot sociale zekerheid, uitkeringen gerelateerd aan arbeid en werkloosheid en (de-)commodificatie van arbeid.
Het theoretisch kader van dit onderzoek wordt gevormd door de theorieën van Esping-Andersen over de vormen van welvaartskapitalisme en die van Hall & Soskice over liberale en gecoördineerde markteconomieën.
Hoofdstuk 1 beschrijft Hongarije op sociaal-economisch gebied in de periode 1956-1989 en positioneert het land vervolgens aan de hand van de modellen van Esping-Andersen in een bepaalde categorie. Hoofdstuk 2 beschrijft de periode na 1989. Hoofdstuk 3 presenteert een vergelijking van de twee situaties en een mogelijke verklaring voor de verschillen. Hoofdstuk 4 vat de voorgaande hoofdstukken samen in een conclusie en doet voorstellen voor verder onderzoek.
Uit het onderzoek blijkt dat Hongarije niet onder valt te brengen in een van de bestaande modellen of regimes van welvaartsstaten zoals getypeerd door Esping-Andersen, maar veel meer lijkt te behoren tot een cluster van hybride of eclectische modellen. Ook als het gaat om een typering volgens de theorie van Hall & Soskice, moet Hongarije niet gezien worden als een liberale of gecoördineerde markteconomie, maar veeleer als een Dependent Market Economy.
Het resultaat van het vergelijkend onderzoek laat zien dat, in tegenstelling tot wat verwacht zou mogen worden, de genderongelijkheid in Hongarije na 1989 eerder is toegenomen dan afgenomen. Redenen hiervoor zijn onder meer dat de Hongaarse regering gender duidelijk niet bovenaan de prioriteitenlijst heeft staan en dat ook de Hongaarse samenleving zelf op dit moment bepaald niet getuigt van een grote behoefte aan een maximalisering van gendergelijkheid.