De mobiliteitsbehoeften van inwoners van kleine kernen
Summary
Het doel van dit onderzoek is in kaart te brengen welke mobiliteitsbehoeften er zijn onder inwoners van kleine kernen en welke mobiliteitsvraag er specifiek voor het openbaar vervoer is. Het is een case-study in de gemeente Hollands Kroon. Ook komen in dit onderzoek mogelijke oplossingen vanuit het OV-beleid en RO-beleid aan de orde. Aanleiding tot dit onderzoek is het verdwijnen van het reguliere openbaar vervoer in kleine kernen. Kleine kernen hebben te maken met demografische krimp. Voorzieningen verdwijnen doordat het draagvlak afneemt. Het wegtrekken van voorzieningen is voor de meeste inwoners geen probleem omdat zij beschikken over een auto. Er is echter een groep inwoners die afhankelijk is van het openbaar vervoer en in de problemen raakt wanneer ook het openbaar vervoer verdwijnt uit deze kleine kernen. Provincies bezuinigen op het openbaar vervoer omdat ze steeds minder subsidie (BDU) krijgen van het Rijk. Er moeten prioriteiten worden gesteld en als eerste wordt gesneden in het openbaar vervoeraanbod in gebieden waar de vraag gering is (onderkant van de OV-markt). Inzicht in de behoeften van inwoners van kleine kernen kan bijdragen aan kennis voor mogelijke oplossingen. De bereikbaarheid van voorzieningen voor inwoners van kleine kernen kan op deze manier veilig worden gesteld. Aan de hand van het Needs-Opportunities-Abilities model van Vlek e.a. (1997) is de mobiliteitsbehoefte en mobiliteitsvraag vormgegeven. De mobiliteitsbehoefte bestaat uit de Needs (behoeften). De samenvoeging van Needs met Opportunities (gedragsmogelijkheden) en Abilities (gedragsvermogens) vormt tezamen de mobiliteitsvraag. De gedachte hierachter is dat een persoon zich wil verplaatsen om elders een activiteit te ontplooien (mobiliteitsbehoefte) maar om deze verplaatsing en activiteiten mogelijk te maken is een persoon afhankelijk van mogelijkheden en beperkingen.