Innoveren binnen sportbonden; een kwestie van moeten, willen en kunnen. Een kwalitatief onderzoek over de betekenissen die bondsvertegenwoordigers geven aan het innoveren binnen sportbonden
Summary
Dit onderzoek tracht de betekenissen van de bondsvertegenwoordigers over innovatie binnen sportbonden in kaart te brengen. De centrale onderzoeksvraag luidt: Welke betekenissen geven vertegenwoordigers van sportbonden aan innovatie? Er wordt een bijdrage geleverd aan het beschrijven van kennis, mogelijke kansen en verbeteringen en de omgeving met betrekking tot innoveren binnen sportbonden. Twaalf interviews zijn afgenomen bij zes sportbonden met behulp van een semigestructureerde topiclijst. Samen met een literatuurstudie, over het gedachtegoed van innoveren, en een inhoudelijke documentanalyse is dit als geschikte methode geacht voor het verkrijgen van bruikbare data. Kleine aanpassingen, optimalisaties of een doorontwikkeling wordt door de bondsvertegenwoordigers onder innovatie verstaan. Er wordt betekenis gegeven aan het proces door te spreken over de totstandkoming, de implementatie en de evaluatie bij het innoveren. Stimulansen van innoveren zijn gerelateerd aan de organisatiecultuur van een sportbond en het omgevingsklimaat waarin het zich begeeft. Belemmeringen om binnen sportbonden te innoveren worden daarentegen vaker gerelateerd aan de organisatiestructuur van een sportbond en organisatorische aspecten om een innovatie te kunnen realiseren. Het blijkt dat de omgeving een invloed heeft op het vermogen van sportbonden om te kunnen innoveren. Er kan geconcludeerd worden dat de wil om te innoveren er wel is bij de bondsvertegenwoordigers, maar dat zij verschillende uitdagingen ervaren om dit te kunnen bewerkstelligen. Bovendien zien de bondsvertegenwoordigers het niet zozeer als innoveren maar meer als een logische stap om op de veranderende omgeving en klantbehoefte in te spelen.