Over de erfenis van kloeke Nederlanders. Een onderzoek naar dissonantie bij Gedeeld Cultureel Erfgoed in New York en Recife.
Summary
Met vierhonderd jaar overzeese handel, koloniale expansie en migratie heeft Nederland haar sporen in de wereld achtergelaten. Om het Nederlandse overzeese erfgoed te behouden, is in 2000 het eerste beleidskader Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) opgesteld. In het GCE-programma van de Nederlandse overheid worden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen erfgoedinitiatieven in een aantal prioriteitslanden gefinancierd. Hoewel het GCE uit gaat van gemeenschappelijk erfgoed en dus een gedeelde perceptie van het verleden, is uit onderzoek gebleken dat dit niet altijd het geval is. Een verschillende perceptie van hetzelfde erfgoed wordt dissonant erfgoed genoemd. Dissonantie kan de erfgoedsamenwerking problematiseren. In dit onderzoek staat de perceptie van het erfgoed in New York en Recife centraal. Op welke wijze beïnvloedt de aanwezigheid van dissonantie de uitvoering van GCE-projecten in New York en Recife? Deze vraag is beantwoord door te kijken naar nationale geschiedschrijving in de betreffende landen en de rol van Nederland daarin, literatuuronderzoek, correspondentie en interviews met verschillende beleidsmedewerkers op het gebied van GCE. Uit het onderzoek blijkt dat dissonantie in landen en steden met voornamelijk immaterieel erfgoed zoals New York en Recife de erfgoedsamenwerking niet in de weg hoeft te staan. De rol die de Nederlandse periode in de nationale geschiedschrijving kent, lijkt doorslaggevend voor de waardering van Nederland te zijn. Een andere vondst is de ontwikkeling van het commerciële karakter van de erfgoedzorg. Was het GCE-beleid eerst bedoeld om erfgoed in stand te houden, daar lijken nu de economische motieven voor erfgoedsamenwerking leidend te zijn.