Het verband tussen feedbackperceptie en de complementariteit van interpersoonlijke gedragingen.
Summary
In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal: In hoeverre bestaat in een hiërarchische organisatorische context een verband tussen de complementariteit van interpersoonlijke gedragingen tussen de feedbackgever en de ontvanger en de feedbackperceptie van de ontvanger tijdens een feedbackgesprek? Om te kunnen leren van feedback is het van belang dat deze als positief beoordeeld wordt. De feedbackperceptie heeft een relatie met het interpersoonlijk gedrag, maar een gat in de literatuur bestaat tussen de complementariteit, ofwel samenhang, van dit gedrag en de uiteindelijke feedbackperceptie. Het onderzoek werd gedaan door middel van twee vragenlijsten, de QSDI en de FPQ, onderzocht bij feedbackgesprekken tussen twee leidinggevende en negentien medewerkers op de Hogeschool in Utrecht. Geen verband werd gevonden tussen de mate van complementariteit en de feedbackperceptie. De onderzoeker vond wel een verband tussen de complementariteit van de nabijheidsdimensie en de feedbackperceptie, r = -.481, p = .025, eenzijdig. Verschillen in de linker en de rechterkant van de IPC konden niet onderzocht worden doordat alle data geplaatst was in de rechterkant van de IPC. De eerste limitatie is dan ook dat de bevindingen alleen gelden wanneer het gedrag aan de rechterkant van de IPC is. Een tweede limitatie is dat de externe validiteit van dit onderzoek door de het kleine databestand met een lage variatie niet hoog is. Geconcludeerd kan worden dat de leidinggevenden van de onderzochte afdelingen hun gedrag aangaande de mate van nabijheid complementair moeten aanpassen aan de medewerker voor een zo positief mogelijke feedbackperceptie van de medewerker. Vervolgonderzoek is nodig om dit naar een bredere context te kunnen generaliseren.