De demandingness-objection en de distant needy; hoe behouden we onze integriteit tegenover onze plicht de minderbedeelden te helpen?
Summary
Williams' overdemandingsness-objection is eerste expliciete en goed uitgewerkte kritiek op de veeleisendheid van het utilisme. Deze kritiek heeft het startschot gegeven voor een debat binnen de ethiek over de grenzen aan morele plichten. In dit debat zijn twee kritieken, die beide voortkomen uit Williams' kritiek, verstrengeld geraakt en in dit leeronderzoek beargumenteer ik dat deze kritieken gescheiden moeten worden. De eerste kritiek richt zich tegen de gevolgen die de eisen van het utilisme hebben op onze praktische handelingsruimte. We zullen onze integriteit verliezen als we de eisen van het utilisme inwilligen. De tweede kritiek richt zich tegen de motivationele theorie van het utilisme. Doordat de motivatie bij het utilisme voortkomt uit de objectieve stand van zaken en niet uit de actor zelf, zullen actoren van hun gevoelens en handelingen vervreemden. In het probleem van de distant needy dreigen wij onze integriteit te verliezen. Dit kan voorkomen worden als we meer praktische ruimte overhouden. In dit leeronderzoek zal ik beargumenteren dat we onze integriteit kunnen behouden, doordat er moreel relevante factoren zijn die ervoor zorgen dat onze plicht tegenover de distant needy minder strikt is, dan tegenover noodgevallen die dichtbij ons gebeuren.