View Item 
        •   Utrecht University Student Theses Repository Home
        • UU Theses Repository
        • Theses
        • View Item
        •   Utrecht University Student Theses Repository Home
        • UU Theses Repository
        • Theses
        • View Item
        JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

        Browse

        All of UU Student Theses RepositoryBy Issue DateAuthorsTitlesSubjectsThis CollectionBy Issue DateAuthorsTitlesSubjects

        Executieve functies en externaliserend probleemgedrag bij kinderen met Foetaal Alcohol Spectrumstoornissen.

        Thumbnail
        View/Open
        Masterthesis Haemers, KMA-3815021.pdf (401.1Kb)
        Publication date
        2015
        Author
        Haemers, K.M.A.
        Metadata
        Show full item record
        Summary
        Doel. Foetaal Alcohol Spectrumstoornissen [Fetal Alcohol Spectrum Disorders; FASD] zijn wereldwijd een van de meest voorkomende afwijkingen die te voorkomen vallen. Toch is nog maar weinig bekend over kinderen met FASD in Nederland en hun secundaire beperkingen. In deze studie is de relatie tussen executieve functies [EF] en externaliserend probleemgedrag bij kinderen met FASD onderzocht. Ook is onderzocht of kinderen met Foetaal Alcohol Syndroom [FAS] en kinderen met partieel FAS [pFAS] verschillen in deze relatie. Methode. Dataverzameling vond plaats middels een dossieranalyse, waarbij de dossiergegevens met behulp van een codeboek werden gescoord. Patiëntendossiers van 51 kinderen (6-12 jaar) met FASD (63% jongens) waren geïncludeerd. Deze zijn verkregen van de FAS-poli in Zutphen, waar de participanten zich tussen 2006 en 2014 aanmeldden. Resultaten. De totale groep FASD (n = 51), en de subgroepen FAS (n = 10) en pFAS (n = 20) werden onderzocht. Problemen met EF verklaarden 26.8% van de variantie in externaliserend probleemgedrag bij kinderen met FASD (groot effect). Bij kinderen met pFAS verklaarden problemen met EF 25.1% van de variantie (middelmatig effect). Bij kinderen met FAS werd geen significante relatie aangetoond. De subgroepen FAS en pFAS verschilden niet in de relatie tussen EF en externaliserend probleemgedrag. Conclusie. Kinderen met FASD hebben problemen met EF van waaruit het externaliserend probleemgedrag verklaard kan worden. De subgroepen FAS en pFAS verschillen niet in deze relatie. De inzet van vroegkinderlijke interventieprogramma’s kan mogelijk bijdragen aan het voorkomen van executieve functie- en gedragsproblemen.
        URI
        https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/20402
        Collections
        • Theses
        Utrecht university logo