Mediërende Rol van Exploratie in de Relatie tussen Loopervaring en Visueel-Ruimtelijk Werkgeheugen

Abstract

Samenvatting De relatie tussen motorische en cognitieve ontwikkeling in de vroege kindertijd kent vele dimensies. De ‘embodiment’ theorie stelt dat cognitie ontstaat door een voortdurende dynamische interactie tussen het fysieke lichaam en de fysieke omgeving. Uit eerder onderzoek lijkt er een relatie te bestaan tussen loopervaring en visueel-ruimtelijk werkgeheugen, ook lijkt er een relatie te bestaan tussen loopervaring en exploratie. Daarom werd in huidig onderzoek onderzocht of er een mediërende rol van exploratie is in de relatie tussen loopervaring en visueel-ruimtelijk werkgeheugen bij kinderen in de leeftijd van 14 maanden. Aan het onderzoek deden 44 kinderen en hun ouder(s) mee. Loopervaring werd gemeten middels een vragenlijst voor de ouders. Exploratie en visueel-ruimtelijk werkgeheugen werden gemeten met taken die in het babylaboratorium werden afgenomen. Regressieanalyses wezen uit dat zowel loopervaring als exploratie positieve voorstellers zijn voor de ontwikkeling van visueel-ruimtelijk werkgeheugen. Op basis van de ‘embodiment’ theorie werd verwacht dat exploratie deze relatie medieerde. Er werd geen mediërende rol van exploratie gevonden. In de discussie worden hiervoor verklaringen gegeven.