Jan van Riebeeck en de Khoikhoi; een onderzoek naar de omgang van de eerste Nederlandse commandeur aan de Kaapkolonie met de inheemse Khoikhoi (1652-1662)
Summary
In 1551 werden de Heeren XVII van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) overgehaald om een verversingskolonie te stichten aan de Zuid-Afrikaanse kust. Door de gunstige ligging van de Kaap en toenemende buitenlandse interesse ging de VOC akkoord. Ze zond in 1652 een stichtingsexpeditie richting Zuid-Afrika onder leiding van Jan van Riebeeck. Deze commandeur kreeg de opdracht om de kolonie dusdanig te ontwikkelen dat zij de schepen die naar het oosten voeren kon bevoorraden. Hiervoor was een veestapel nodig, die alleen bij de inheemse Khoikhoi verkregen kon worden. Deze inwoners wijdden hun hele leven aan het rondtrekken met de veestapel. Dit leidde ertoe dat er veel interactie plaatsvond tussen de commandeur en de Khoikhoi.
In de historiografie over dit onderwerp wordt met verschillende visies over Jan van Riebeeck gesproken. De verschillende auteurs die hierover schrijven zijn alles behalve eensgezind en hun visies zijn grotendeels in te delen in twee categorieën. Enerzijds wordt Van Riebeeck beschreven als onderdrukker, gericht op winst en carrière waarbij het doel de middelen heiligde en waarbij de Khoikhoi minderwaardige wezens waren die de keuze kregen tussen onderwerping of vernietiging. Anderzijds beschrijven auteurs hem als een vredelievende onderhandelaar, die met oprechte interesse, respect en begrip de lokale inwoners te vriend wilde houden, maar door omstandigheden soms gedwongen werd tot geweld. Door te onderzoeken welke gebeurtenissen aan de Kaap van belang waren met betrekking tot de omgang tussen de Nederlanders en de Khoikhoi, en deze gebeurtenissen vervolgens te onderzoeken aan de hand van de dagregisters van Van Riebeeck, wordt deze visie bijgesteld. Concluderend wordt gesteld dat Jan van Riebeeck getypeerd moet worden als een toegewijde, carrièregerichte pragmaticus in dienst van de VOC, die neigde naar de gewelddadige oplossing met betrekking tot problemen met de Khoikhoi, maar door de VOC direct en indirect binnen de marges werd gehouden. Het is het begin van de moeizame relatie tussen de blanke en donkere bevolking in het door discriminatie getergde Zuid-Afrika.