Engels als instructietaal in het basisonderwijs Een kwalitatief onderzoek naar verbale interactie tijdens Engelse en Nederlandse instructie
Summary
Het wordt in toenemende mate mogelijk om Engels als instructietaal te gebruiken in het Nederlandse basisonderwijs. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de verbale interactie tussen leerkrachten en leerlingen een beslissende voorwaarde kan zijn voor het verwerven van een vreemde taal. Van vier groepsleerkrachten uit de midden- en bovenbouw, afkomstig van twee erkende scholen voor vroeg vreemdetalenonderwijs Engels, is deze verbale interactie kwalitatief onderzocht. Van iedere leerkracht is instructie in de Engelse taal en instructie in de Nederlandse taal geobserveerd, getranscribeerd en onderzocht op verbale dominantie, typen vragen en typen feedback. De resultaten zijn met chi-kwadraattoetsen op significantie geanalyseerd. Semigestructureerde interviews met leerkrachten en leerlingen zijn gebruikt om de resultaten vanuit relevante contextkenmerken te interpreteren. Uit de resultaten blijkt dat het aantal gesproken woorden door leerkrachten en leerlingen tijdens Engelse instructie voor alle klassen significant verschilde van het aantal gesproken woorden tijdens Nederlandse instructie. Twee leerkrachten waren meer aan het woord tijdens Engelse instructie, de andere twee leerkrachten juist meer tijdens Nederlandse instructie. Ook stelden drie leerkrachten significant andere vragen, gaven drie leerkrachten relatief meer correctieve feedback tijdens Engelse instructie en gaven alle leerkrachten relatief meer suggestieve feedback tijdens Nederlandse instructie.