Angstacquisitie en prepulsinhibitie in patiënten met een paniekstoornis en sociale angst
Summary
Het aanleren van een angstreactie is cruciaal voor overleving, het stelt ons in staat een gepaste reactie te geven wanneer we in aanraking komen met potentieel gevaar. Verschillende conditioneringsstudies toonden aan dat het niet goed kunnen leren van de associatie tussen cue en mogelijke dreiging samenhangt met een aanhoudende contextuele angst. Deze contextuele angst zou model kunnen staan voor de pathologische angst aanwezig in angststoornissen. In deze studie werden paniekstoornispatiënten (n=15) vergeleken met controles (n=20) tijdens een virtuele conditioneringstaak, waarbij angst fysiologisch (EMG oogknipperreflex) en subjectief (zelfrapportage op Visueel Analoge Schaal [VAS]) gemeten werd. Het voornaamste doel was om aan te tonen dat patiënten, door gebrekkige cue-conditionering, aanhoudende contextuele angst zouden vertonen in de schokomgeving ten opzichte van controles. Deze hypothese werd niet ondersteund door de gevonden EMG- en VAS-data; er werden geen groepsverschillen gevonden. In een tweede experiment werd prepulsinhibitie (PPI) onderzocht in sociale angststoornis-patiënten (n=11) ten opzichte van controles (n=17). Aangezien PPI als maat voor sensorische gating wordt beschouwd, werd de hypothese gemaakt dat de patiënten minder PPI zouden vertonen. Hoewel een trend zichtbaar was in deze richting, bereikte deze geen significantie. Naast het meten van een grotere steekproef werden in de discussie andere aanbevelingen voor vervolgonderzoek besproken.