De invloed van relatie op de uitvoering van peer-assessment.
Summary
Dit onderzoek bestudeert de totstandkoming van peer-assessments (Greguras, Robie & Born, 2001; Phielix, 2012) en richtte zich specifiek op de invloed van relaties tussen peers bij de uitvoering van peer-assessments. Er is gebruik gemaakt van het Social Relations Model (Kenny, 1994). Met behulp van een gestandaardiseerd instrument en een Round Robin Design naar voorbeeld van Phielix (2012) zijn beoordelingen van peers over een samenwerkingsopdracht geanalyseerd.
Met behulp van de applicatie SOREMO (Kenny, 1998) werd de totale variantie van de assessments berekend, waarna deze verdeeld werd in actor- en partnervariantie, evenals dyadische (relatie-) variantie. Ook berekende SOREMO correlaties tussen de beoordelingen van peers onderling. N = 99 respondenten uit de eerste en tweede klas in het voortgezet onderwijs namen deel aan het onderzoek.
De variantieanalyse liet een invloed van relatie zien, maar bestudering van de samenhang tussen beoordelingen van peers (dyadic en generalized reciprocity) liet geen significante invloed van relatie zien. Er werd wel een lichte samenhang waargenomen tussen de beoordelingen van peers onderling (dyadic reciprocity). Ook werd een samenhang gezien tussen de beoordelingen van een peer door groepsgenoten en de beoordelingen van die groepsgenoten door de beoordeelde peer (generalized reciprocity). Mogelijke oorzaken voor de zwakke samenhang worden besproken.
Hoewel geen directe conclusies over betrouwbaarheid en validiteit kunnen worden getrokken, is dit belangrijk fundamenteel onderzoek waarmee de basis wordt gelegd voor verdere onderzoeken naar de totstandkoming van peer-assessments en uitspraken kunnen worden gedaan over de invloed van relaties op peer-assessments. Scholen in het voortgezet onderwijs krijgen inzicht in de invloed van relatie tussen peers op de uitvoering van peer-assessment en kunnen eventueel hun werkwijze aanpassen. Dat de resultaten geen significante invloed van relatie laten zien is mogelijk te wijten aan de grootte van de respondentengroep, samenstelling van de respondenten, het verkeerd interpreteren van de criteria door de respondenten. Goed vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op meerdere afnamen in plaats van één afname en kwalitatief onderzoek zou meer inzicht kunnen geven in beweegredenen van respondenten om bepaalde beoordelingen te geven.