Sterk in het netwerk
Summary
Het onderzoeksonderwerp dat centraal staat is de handelswijze van een publieke organisatie werkzaam in netwerken en de ontwikkeling van die publieke organisatie tot netwerkorganisatie. In onderzoek is uitgezocht hoe een publieke organisatie samenwerkt met actoren in netwerken.Theoretische inzichten zijn vergaart en getoetst bij Rijkswaterstaat (RWS). Hierdoor biedt dit onderzoek aanknopingspunten voor publieke organisaties. Om theoretische inzichten te toetsen is er kwalitatief onderzoek uitgevoerd dat zich richt op de praktijk in een publieke organisatie, RWS. Op een exploratieve manier is geprobeerd situaties uit de praktijk te begrijpen. De volgende hoofdvraag is opgesteld: Waar staat Rijkswaterstaat als netwerkorganisatie tegen de achtergrond van de netwerksamenleving? Deze hoofdvraag is uitgewerkt in drie theoretische vragen, namelijk (1) Wat vergt een netwerksamenleving van publieke organisaties? (2) Wanneer is er sprake van een netwerkorganisatie? (3) Welke kritische factoren bepalen hoe netwerkstructuren ontstaan en werkzaam worden waaraan een publieke organisatie deelneemt? Om deze deelvragen te beantwoorden is literatuuronderzoek uitgevoerd naar ontwikkelingen in de samenleving en ontwikkelingen in een publieke organisatie. Aan de hand daarvan is bepaald welke kritische factoren van invloed zijn op het handelen van een publieke organisatie in netwerken en de ontwikkelingen van die publieke organisatie tot netwerkorganisatie. Tegen de achtergrond van de hoofdvraag en theoretische deelvragen zijn vervolgens twee empirische vragen geformuleerd: (4) Hoe worden kritische factoren die in deelvraag 3 naar voren komen ervaren door medewerkers van RWS? (5) Welke ontwikkelingen binnen RWS sluiten aan op een netwerkorganisatie en welke ontwikkelingen zijn hier tegengesteld aan? Deelvraag vier en vijf zijn beantwoord door middel van semi-gestructureerde interviews met 15 RWS medewerkers met verschillende functies. Er zijn vijf adviseurs, vijf programmamedewerkers en vijf medewerkers actief in de omgeving geïnterviewd. De topiclijst vormde de basis van de semi-gestructureerde interviews. Deze topiclijst is tot stand gekomen door de operationalisering van de concepten vertrouwen, onzekerheid en invloed en controle in de literatuurstudie.
Uit dit onderzoek blijkt dat een publieke organisatie de bureaucratische benadering niet in zijn geheel loslaat bij het werken in netwerken. Een publieke organisatie heeft een bijzondere positie in netwerken door machtsbronnen die het bezit, zoals kennis en legitimiteit, productiemiddelen, competenties en financiële middelen (Koppenjan & Klijn, 2004). Daarnaast heeft een publieke organisatie een bijzondere positie in de samenleving, door de invloed die zij als politieke organisatie heeft omdat het in staat is beslissingen met betrekking tot de samenleving te forceren. Een publieke organisatie werkt in netwerken en neemt daarin haar bijzondere positie mee. De achtergrond van een publieke organisatie is bepalend de werking van een netwerk. Uit de literatuurstudie blijkt dat een netwerkorganisatie, afhankelijk van het doel in het netwerk en de achtergrond van actoren (samenwerkingspartners)bepaalt welke rol er ingenomen wordt in het netwerk. De rolverdeling tussen de actoren in het netwerk bepaalt grotendeels de structuur van het netwerk. Er kan sprake zijn van een zelfregulerende netwerkstructuur, een stabiele netwerkstructuur en een netwerk administratieve structuur. Daarnaast komt uit de literatuurstudie naar voren dat een publieke organisatie die in een netwerk opereert rekening moet houden met de kritische factoren vertrouwen, onzekerheid en invloed en controle. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de mate waarin deze factoren als belangrijk worden ervaren door de respondenten afhankelijk zijn van de werkzaamheden door de organisatie in het netwerk. Opvallend is dat werkzaamheden die bekend staan als primair en uitvoerend over het algemeen worden verricht in stabiele netwerken. Verkennende werkzaamheden worden met meer ruimte voor individuele medewerkers en vrijheid vanuit RWS uitgevoerd en vinden soms plaats in zelfregulerende netwerken. Invloed en controle vanuit de organisatie wordt door meerdere respondenten als meest aanwezig ervaren, ook bij verkennende werkzaamheden. Het budget en de politieke belangen bepalen de positie van RWS ten opzichte van actoren waarmee in het netwerk wordt samengewerkt. Daardoor heeft RWS regelmatig een invloedrijke en beslissende rol in netwerken. Ontwikkelingen binnen RWS, zoals de programma’s KR8 (Kracht), Bouwwerk Informatie Model (BIM), Hoogwaterbescherming en Beter Benutten zijn organisatieonderdelen die een stap naar een netwerkgerichte organisatie maken. Tegengesteld aan deze beweging is de hiërarchie die aanwezig is in de organisatie en daarmee voorschrijft hoe werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Daarnaast heeft RWS een politieke functie wat het vaak onmogelijk maakt om in zelfregulerende netwerken te werken vanwege politieke regels en politieke doelen die van belang zijn. Dit gaat niet of moeilijk samen met horizontale samenwerking in netwerken.
De netwerkstructuur waarin RWS werkt wordt met name bepaald door de achtergrond van de actoren in het netwerk en de aard van de werkzaamheden van RWS. RWS werkt bij primaire werkzaamheden vooral in stabiele netwerken samen met actoren. Bij verkennende werkzaamheden wordt er vaker gewerkt op basis van gelijkwaardigheid in horizontale netwerken. Echter, actoren zien RWS in deze netwerken als invloedrijke actor wat het lastig maakt om op voet van gelijkheid samen te werken. Met andere overheidsorganisaties wordt vaker samengewerkt op basis van gelijkwaardigheid dan bij samenwerking met marktpartijen en belangenorganisaties, waarbij de samenwerking voornamelijk is gebaseerd op afspraken. RWS kan op basis van de onderzoeksresultaten getypeerd worden als een netwerkorganisatie die vooral werkt in stabiele netwerken. Afhankelijk van de werkzaamheden en de achtergrond van actoren wordt in sommige gevallen gewerkt in zelfregulerende netwerken.