Een vakleerkracht voor bewegingsonderwijs? De keuzes van schoolleiders voor de leerkracht in het bewegingsonderwijs op basisscholen.
Summary
De laatste jaren klinkt steeds meer de roep naar vakleerkrachten in het bewegingsonderwijs op
basisscholen, vanuit zowel de overheid, media als andere belanghebbende. Uit onderzoek
blijkt dat 49% van de basisscholen geen vakleerkracht voor het bewegingsonderwijs inzet
(Reijgersberg et al., 2013). Een oorzaak die hiervoor wordt gegeven is doordat scholen
grotendeels autonoom zijn, zij zelf beleidskeuzes kunnen maken over het al dan niet inzetten
van een vakleerkracht. In dit onderzoek is nagegaan wat de keuze voor het in dienst nemen
van een vakleerkracht beïnvloedt. De onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal staat is:
hoe verloopt het besluitvormingsproces bij basisscholen om wel of niet een vakleerkracht
bewegingsonderwijs in te zetten? De onderzoeksvraag is beantwoord door middel van een
literatuuronderzoek en interviews. Uit de literatuur zijn vier factoren van Houlihan en Green
(2006) als leidraad gebruikt om besluitvorming binnen een school te kunnen verklaren: (1)
Ideeën en ideologieën, de invloed van opvattingen over bewegingsonderwijs in de
besluitvorming. (2) Institutionele regelingen, de invloed van de regelgeving rondom het
onderwijs en specifiek voor het bewegingsonderwijs. (3) De invloed van belanghebbende op
het beleid van een school; gemeente, bestuur, ouders en leraren. (4) Invloed van belangrijke
personen, de machtspositie van de schoolleider. Aan de hand van deze factoren zijn semi-
gestructureerde interviews gehouden met negentien schoolleiders in de provincie Utrecht,
waarvan negen scholen met een vakleerkracht en tien scholen zonder een vakleerkracht. De
factoren van Houlihan en Green (2006) blijken van invloed te zijn op de besluitvorming van
een school. De belangrijkste bevindingen zijn dat de opvattingen over bewegingsonderwijs,
(1) ideeën en ideologieën, een doorslaggevende rol kunnen spelen, waarbij het belang wat een
schoolleider en een bestuur hecht aan bewegingsonderwijs (de twee partijen met de meeste
macht om besluiten te nemen in de school(4)), invloed hebben op de besluitvorming in een
school. Besluiten worden genomen in de context van institutionele regelingen (2): zo kan de
druk om goede resultaten te behalen op de Cito- toetsen er toe leiden dat scholen de
investering in taal- en rekenen verkiezen boven een investering in bewegingsonderwijs.
Daarnaast zijn scholen genoodzaakt keuzes te maken binnen budgettaire beperkingen.
Scholen geven aan geen financiële en organisatorische mogelijkheden te hebben voor een
vakleerkracht. Ook de leerlingenterugloop waar verschillende scholen mee kampen is hierop
van invloed.