Allesverslindende gevoelens Narrativiteit, subjectiviteit en lichamelijkheid in Johan de Booses Bloedgetuigen
Summary
Dit onderzoek biedt een eerste academische analyse van de roman Bloedgetuigen (2011) van de Vlaamse auteur Johan de Boose. Vertrekpunt is de visie van Theodor W. Adorno en Max Horkheimer op de Verlichting en het liberaal humanistische mensbeeld dat ontstond tijdens de Verlichting. Het eerste deel van de romananalyse richt zich op de overeenkomsten tussen de drie hoofdpersonages in relatie tot dit mensbeeld. Leidraad vormt de ontmanteling van het menselijk subject en de vernietiging van het lichaam door ideologie tijdens de Tweede Wereldoorlog, zoals dit proces verbeeld wordt in de roman. Het tweede deel van de romananalyse richt zich op de historische essays van een vierde personage, dat de twintigste eeuw belichaamt. Aan de hand van het begrippenkader van Jean-François Lyotard en Hayden V. White probeert dit deel inzicht te geven in de manier waarop deze essays de representatie van de historische werkelijkheid problematiseren. Tot slot toont dit onderzoek dat de diagnose die de roman stelt over de afname van een metavertelling als het liberaal humanisme een ideologische implicatie heeft voor de wijze waarop wij met ons recente verleden moeten omgaan. Deze implicatie hangt samen met de in de roman gestelde onmogelijkheid om de geschiedenis te representeren. Bloedgetuigen biedt zo een historische kritiek, maar ook een ideologisch standpunt over de manier waarop men de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in een narratief heeft gevat.