Het bioscoopleven in de Veenkoloniën: een bedrijfshistorische analyse van bioscoopondernemer Abeln over een periode van 85 jaar
Summary
In dit micro-economische onderzoek is aan de hand van de begrippen expansie, krimp, parallellisatie en differentiatie een bedrijfshistorische analyse gemaakt van de regionale bioscoopondernemer Abeln over een periode van 85 jaar. In de filmwetenschap is tot dusver nog onvoldoende gekeken naar de rol van bioscoopondernemers. Hierdoor wordt film vooral bestudeerd als cultureel en esthetisch fenomeen, en minder als een handelswaar waardoor ondernemers in de bioscoopbranche grotendeels onzichtbaar blijven. Door te kijken naar het langetermijnperspectief van een onderneming wordt inzichtelijk hoe bioscoopondernemers omgaan met externe factoren. De bedrijfsstrategie in dit onderzoek is onderzocht aan de hand van de feitelijke keuzes die gemaakt zijn door bioscooponderneming Abeln. Deze feitelijke bedrijfsstrategie wordt vergeleken met landelijke trends uit de literatuur. Allereerst is gekeken naar de reisbioscoop van Abeln, en de invloed die de Nederlandse Bioscoopbond op de feitelijke bedrijfsstrategie van een individuele ondernemer had. Om dit te analyseren is gebruik gemaakt van correspondentie tussen Abeln, de NBB en reisbioscoopexploitanten. Hieruit blijkt dat de NBB de vrijheid van een particuliere bioscoopondernemer inperkte. Ten tweede is gekeken naar expansie, krimp, parallellisatie en differentiatie. Dit is gedaan aan de hand van een diepte-interview, archiefmateriaal en een analyse van drie plattegronden waarbij gekeken is naar de concurrentiepositie van bioscoopondernemers. Doordat de onderneming lange tijd naast bioscopen ook horecabedrijven had, was de onderneming niet volledig afhankelijk van de kaartverkoop. Hierdoor kon het de moeizame jaren zestig overleven. Doordat de onderneming in de jaren zeventig als eerste bioscooponderneming het succesvolle concept van de servicebioscoop invoerde, specialiseerde en professionaliseerde het bedrijf zich. Bioscoopondernemer Abeln laat zien dat door het gebruik van de juiste strategie een kleine bioscoopondernemer kan blijven voortbestaan. Bovendien blijkt dat zowel de bottom-up als top-down benadering in de filmwetenschap elkaar controleren en completeren waardoor een breder begrip van de nationale complexiteit van de bioscoopcultuur ontstaat.