Het noorderlicht schijnt over de geest der eeuw. Over sociaal-economische ontwikkeling en fin de siècle in Ferdinand Bordewijks Noorderlicht.
Summary
Ferdinand Bordewijk mag met recht een van de grootste en meest bekende Nederlandse schrijvers van de twintigste eeuw genoemd worden. Een groot deel van zijn oeuvre is echter ernstig onderbelicht gebleven. Zo is over het monumentale Noorderlicht, uit 1948, slechts één omvangrijke interpretatie geproduceerd; namelijk Wim Bronzwaers artikel “Bordewijks Noorderlicht”, uit 1981.
Naargelang de nadruk die in de masteropleiding Literatuur en cultuurkritiek wordt gelegd op de weergave van cultuurhistorische verschijnselen in literaire werken, focust deze scriptie op hoe Noorderlicht ontwikkelingen op sociaal en economisch gebied in de erdoor verbeelde historische periode weergeeft. Hierbij staan vooral de sociale ontwikkelingen sterk in verband met het zogenoemde “fin de siècle”, de naam gegeven aan de depressieve stemming die rond de voorlaatste eeuwwisseling over Europa geheerst zou hebben. Deze focus is deels gebasseerd op het artikel van Bronzwaer, die dezelfde sociaal-economische ontwikkelingen in Noorderlicht ontwaart. Uiteindelijk wordt echter stelling genomen tegen zijn interpretatieve methodes en tegen de conclusies die hij trekt. De onderzoeksvraag van deze scriptie is hiermee als volgt: hoe worden de verschuivende sociale verhoudingen en economische ontwikkelingen van het einde van de negentiende eeuw tot de dertiger jaren van de twintigste eeuw in Noorderlicht weergegeven, en hoe geeft de roman via de behandeling van deze verschijnselen uitdrukking aan het ondergangsbesef dat uitgaat van het fin de siècle?
In hoofdstuk 1 wordt het historisch kader geschetst, via een bespreking van het fin de siècle-verschijnsel en de voornaamste sociaal-economische ontwikkelingen van de periode. Hoofdstuk 2 vormt een bespreking van enkele ideeën over filosofie en economie uit Egidius Berns’ Kringloop en woekering, aan de hand waarvan in hoofdstuk 4 de werking van het economiethema in de roman wordt geïnterpreteerd. Hoofdstuk 3 bevat een formele analyse van enkele van de formele elementen van de roman, te weten: vertelinstantie, ruimtewerking, personages en thematiek. In hoofdstuk 4 volgt de interpretatie, waarbij hetgeen dat in hoofdstuk 3 over de roman uiteengezet is, getoetst wordt aan de in hoofdstuk 1 en 2 beschreven historische en theoretische kaders. In hoofdstuk 5 wordt een conclusie geformuleerd op basis van de voorgaande hoofdstukken.