Van crisis tot creatie: de Albanese Kwestie in heden en verleden; een Europees probleem voor de toekomst?
Summary
Hoofdstuk 1 en 2 presenteren een summiere introductie van Albanië en de Albanese identiteit - met aandacht voor de woongebieden van het Albanese volk, en haar geschiedenis - voor wie onbekend is met Zuidoost Europa en de Albanese factor daarbinnen. Een dergelijk zéér basaal begrip (rond Albanese identiteit, en de hieraan gerelateerde etnogenesis theorie van Illyrisch-Albanese connectie) is als basis vereist, om het ‘Albanisme’ en het Albanese nationalisme te kunnen doorgronden. De correlatie tussen de (eeuwenlang beperkt ontwikkelde) Albanese identiteit en het aanhoudend negatieve Albanese imago, dat eind Hoofdstuk 4 nog specifiek aan de orde komt, betreft één van de hoekstenen die het algehele bouwwerk van het Albanese nationaliteitenvraagstuk (in de afgelopen eeuw) * haar verdere vaste vorm hebben gegeven.
Hoofdstuk 3 zoekt verdieping, en verklaart hoe het Albanese volk als één van de 'verspätete Nationen' (onder dwang van externe omstandigheden) haar cultureel-nationale bewustwording ontwikkelde en uiteindelijk een eigen nationale staat wist te realiseren. In dit hoofdstuk wordt de regionale context beschreven; volgt een analyse rond oorsprong van Balkan nationalisme in het algemeen, en Albanees nationalisme in het bijzonder; worden de diverse vertragende en versnellende ontwikkelingsfactoren van het Albanese nationalisme gepresenteerd, én wordt de rol van Europese grootmachten nader toegelicht. De chronologische lijn van Hoofdstuk 2 (i.e. verdediging - door de nationale held Skënderbeg - van Albanese gebieden en identiteit, tegen Turkse indringers, met uiteindelijk een zéér vergaande Ottomanisering en Islamisering in alle Albanese gebieden) wordt in Hoofdstuk 3 doorgetrokken, richting nieuwe bedreigingen voor Albanees gebied en Albanese identiteit, via het Congres van Berlijn. Zo ontstond de Liga van Prizren. Het hieraan gerelateerde nationale bewustwordingsproces, de 'Rilindja Kombëtare', zorgde dat het Albanese nationalisme zich richtte op een nationale staat (Albanië). Per saldo kon die staat slechts het halve Albanese volk huisvesten. Zo ontstond de Albanese Kwestie.
Deel 1 van Hoofdstuk 4 gaat (onder de titel “Van Balkanbond tot Volkenbond”) gedetailleerd in op de ontwikkeling van de Albanese nationaliteitenkwestie, via een historische analyse van het ontstaan van de Albanese natiestaat (en daarmee de Albanese Kwestie, waarbij duidelijk wordt hoe de combinatie van Ottomaans verval; de macht van Europese grootmachten, en het nationalisme van Orthodox-Christelijke staten, gróte gevolgen kreeg voor het Albanese volk). Aan het eind volgt een definitie van de Albanese Kwestie, en blijkt dat (vanaf eindjaren 1990) in historische literatuur een nieuwe betekenis aan de ‘oude’ Albanese Kwestie wordt gegeven.
Deel 2 van Hoofdstuk 4 gaat (onder de titel “Van Volkenbond tot Volkenmoord”) met detail in op de Albanese Kwestie, gericht op het huidig tijdsgewricht, waarbij wordt nagegaan óf - en zo ja, hoe - de Albanese Kwestie een rol speelt binnen contemporaine staten met etnisch Albanezen binnen hun nationale grenzen (i.e. Griekenland; Kosova; Macedonië; Montenegro, en Servië). Op deze wijze komen, achtereenvolgens, de volgende thema’s/landen aan de orde:
• “Kosovo - Kosova: de ‘Kosov@ Kwestie’ in heden en verleden”, waarbij getracht wordt aan te tonen dat de Albanese Kwestie zich op een gegeven moment (tijdens het communistische tijdperk in Zuidoost Europa) vooral verengde tot de Kosovo Kwestie;
• “Kosova Lindorë/Preševo Vallei: een nieuwe Kosovo Kwestie?”, waarbij de vraag aan de orde komt of er - naast de Kosovo Kwestie - nóg een verdere vernauwing van de Albanese Kwestie is ontstaan, binnen een specifiek (PMB-) gebied van Zuid Servië;
• “Montenegro: de ‘afwezige’ Albanese Kwestie”, waarbij (onder meer) wordt nagegaan hoe het momenteel aan de westelijke kant van Kosova staat met de Albanese Kwestie;
• “Griekenland: de ‘vergeten’ Albanese Kwestie”, waarbij een voor velen onbekende dimensie van de Albanese Kwestie (Çamëria) aan de orde komt, wat vervolgens wordt gekoppeld aan vragen rondom het belang - nu, en later - van deze bilaterale dimensie;
• “Macedonië: de ‘latente’ Albanese Kwestie”, waarbij het ‘Macedonië Conflict’ (van 2001) wordt afgezet tegen omstandigheden van een decennium later, en de vraag rijst of er ook iets zinnigs valt te zeggen over Albanees-Macedonische perspectieven, in het kader van de (algemene) Europese vrede en veiligheid, voor het vólgende decennium;
• “Epiloog Albanese Kwestie”, waarbij thans vigerende concepten als ‘Albanisme’ en ‘Groot Albanië’ plus nieuwe begrippen als ‘Albanosfeer’ en ‘Albanees Europeanisme’ de revue passeren, terwijl óók nog aandacht wordt gegeven aan het thema ‘Albanees Imago’ (als afsluiting van het vierde hoofdstuk, en daarmee de Albanese Kwestie sec).
Hoofdstuk 5, tenslotte, bevat een synopsis van de vier voorafgaande hoofdstukken, en trekt vervolgens nog (kort) de nodige conclusies. Hopelijk wordt zo de Albanese Kwestie duidelijk.
* Immers: Albanië bestaat - per 28 november 2012 - honderd jaar als onafhankelijk land. Dit gegeven vormde een belangrijke, doch zeker niet de enige, aanleiding tot onderzoek naar de Albanese Kwestie.