De Utrechtse Armenzorg in een eeuw van religieuze omwenteling; De ontwikkeling van de armenzorg in Utrecht vanaf 1578 tot 1675
Summary
In 1674 besloot het stadsbestuur van Utrecht de Stadsaalmoezenierskamer op te heffen waardoor met name arme katholieken en andere gelovigen van steun werden uitgesloten. Utrecht had het in die periode door de oorlog met het Frankrijk van Lodewijk XIV zwaar te verduren gehad. Naast de vele armen die de stad al voor het Rampjaar kende, groeide het leger van armlastigen vanuit de gilden en hun knechten en diensters verder. De situatie verslechterde nog meer doordat Utrecht in dat jaar ook nog getroffen werd door een orkaan die de binnenstad zwaar beschadigde. Het opheffingsbesluit was mede het resultaat van een sinds de reformatie gevoerde strijd tussen de van oudsher katholieke machtsposities en de nieuwe protestantse instellingen. De met name orthodox calvinistische organisaties hadden er een beslissende rol in en hun leider de invloedrijke predikant en hoogleraar Gisbertus Voetius zag daarmee de door hem gepredikte Nadere Reformatie met de gewenste Christelijke heilstaat een stap dichter bijkomen.