Onder de Hoede van de Allerhoogste. Een analyse van de internationale reactie op de Atjeh-oorlog.
Summary
Op 24 april 1873 meerde het Egyptische stoomschip de Tanta aan in de Osmaanse hoofdstad Istanboel. Aan boord was de Atjehse diplomaat Abd al-Rahman al-Zahir. Met een brief van de Sharif van Mekka op zak was Rahman naar 'de Heilige Porte' gekomen om steun te vragen voor zijn verzet tegen de Nederlandse aanwezigheid op het vasteland van Atjeh. Hij was van plan gebruik te maken van de claim van de Osmaanse sultan Abdulaziz op het kaliefschap. Na enkele maanden aan de Porte, vertrok Rahman op 18 december zonder enige noemenswaardige militaire of financiële steun uit Istanbul.
Deze scriptie beschrijft de pogingen van Rahman om Osmaanse steun te verwerven en analyseert de beslissing van zowel de Osmaanse Raad van Ministers als van sultan Abdulaziz om het verzoek van de Atjehse diplomaat af te wijzen.