Invloed van de pedagogisch medewerker en leeftijdgenoten op de spelbetrokkenheid van jonge kinderen en de Nederlandse kinderopvang
Summary
In de kinderopvang in Nederland raakt het belang van spelen de laatste tijd meer op de achtergrond. Er wordt daarnaast steeds minder geconcentreerd gespeeld. In dit onderzoek zijn mogelijke factoren onderzocht die van invloed zijn op deze spelbetrokkenheid van jonge kinderen. Er is gebruik gemaakt van een observatiemethode waarbij video-opnames van 116 kinderen in de leeftijd tussen 2 en 4 jaar tijdens vrij spel zijn geanalyseerd. Van ieder kind is een uur videomateriaal gebruikt, waarvan op 6 intervalmetingen de spelbetrokkenheid is bepaald. Spelbetrokkenheid is gemeten aan de hand van een bewerkte versie van de betrokkenheidsschaal van Laevers (2005). Vervolgens is spelbetrokkenheid in verband gebracht met een aantal omgevingsfactoren: de nabijheid van de pedagogisch medewerker, het gedrag (de rol) van de pedagogisch medewerker, de nabijheid van andere kinderen, het type spel en een aantal kindkenmerken. De resultaten laten zien dat alle bovengenoemde factoren verband houden met spelbetrokkenheid. Wanneer de pedagogisch medewerker nabij of niet nabij het kind is tijdens zijn spel, hebben kinderen een grotere kans op een hoge spelbetrokkenheid dan wanneer zij wisselend nabij is. Hetzelfde geldt voor de nabijheid van leeftijdsgenoten. Wanneer pedagogisch medewerkers meespelen met het kind heeft dit een positieve invloed op de spelbetrokkenheid. Gedragsregulaties geven, een kind aan het werk zetten of een activiteit organiseren hebben daarentegen een negatieve invloed op de spelbetrokkenheid. Er is aanvullend kwalitatief onderzoek gedaan naar de rol van meespelen. Geconcludeerd wordt, dat bij het verbeteren van de spelbetrokkenheid in de Nederlandse kinderopvang de rol van de pedagogisch medewerker niet onderschat moet worden en dat alle bovengenoemde factoren op de juiste wijze ingezet moeten worden om de kans op een hoge spelbetrokkenheid te vergroten