Stilte. En dan? Een onderzoek naar de ontwikkeling van het taalgedrag van kinderen die de stille periode doormaken
Summary
Sinds de jaren ’70 wordt er in linguïstisch onderzoek een discussie gevoerd over de stille periode, een fenomeen dat zichtbaar is bij een gedeelte van de meertalige kinderen wanneer zij op de basisschool voor het eerst hevig in contact komen met de nationale taal. Dit onderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in de ontwikkeling van het taalgedrag van kinderen in Nederland die de stille periode doormaken. Het is een longitudinaal onderzoek, waarbij drie kinderen die in 2012 door hun leerkrachten als stil zijn aangegeven opnieuw zijn onderzocht, via de huidige leerkrachten. Door middel van een enquête is er informatie gewonnen over de ontwikkeling van de kinderen. De resultaten hebben belangrijke implicaties voor de theoretische discussie. De stille periode blijkt niet bij uitstek voor te komen bij successief meertalige kinderen, zoals in de literatuur wordt gesteld. De productie van creatieve zinnen gaat niet altijd op met het einde van de stille periode. Een ander opvallend resultaat is dat de leerkrachten van de stille kinderen aangeven dat het kind in bepaalde situaties of met bepaalde kinderen en leerkrachten op school wel praat. Alsnog geven ze aan dat het kind opvallend stil is. Een stil kind hoeft dus volgens de leerkrachten niet te betekenen dat het kind helemaal niet praat. Ten slotte blijkt dat sociaalpsychologisch onderzoek veel toe zou kunnen voegen aan de discussie over de stille periode.