Ik geloof in minder problemen. Het verband tussen (het belang van) religie, religieuze samenstelling van de klas en probleemgedrag bij adolescenten
Summary
Onderzoek naar religie onder adolescenten heeft aangetoond dat religieuze adolescenten minder probleemgedrag laten zien. Het doel van deze studie is om te onderzoeken in hoeverre religie, het belang van religie en specifieke religies probleemgedrag bij jongeren voorspellen. Ook is onderzocht in hoeverre de religieuze samenstelling van de leerlingen uit de klas de mate van probleemgedrag beïnvloedt. Er is gebruik gemaakt van data van 6719 jongeren (Rooms-Katholiek, Protestant, niet-gelovig), afkomstig uit de Health Behaviour School-Aged Children (HBSC) dataset. Lineaire regressies toonden aan dat, na controle voor leeftijd en sekse, jongeren die religieus zijn opgevoed (vooral Rooms-Katholieke jongeren) minder kans hebben op gedragsproblemen, hyperactiviteit/aandachttekort en problemen met leeftijdsgenoten in vergelijking met jongeren die niet religieus zijn opgevoed. De verbanden waren echter zwak. Het belang van religie leek nauwelijks een rol te spelen. Ook de religieuze samenstelling van de klas bleek de mate van probleemgedrag niet te beïnvloeden. Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat religie de ontwikkeling van probleemgedrag bij Nederlandse adolescenten in zeer beperkte mate beïnvloedt. Internationaal vergelijkend onderzoek zou de verschillen in de relatie tussen religie en probleemgedrag kunnen expliciteren.