Gender-specifieke linguistic competence: aangeboren of aangeleerd?
Summary
Er zijn verschillen in het taalgedrag tussen mannen en vrouwen. Mannen hebben over het algemeen een lagere stem dan vrouwen. Vrouwen gaan doorgaans anders met vragen en interruptie om dan mannen.
Er is zeer veel onderzoek gedaan naar deze verschillen, en even vaak is geprobeerd er een verklaring voor te geven. Er zijn binnen de taal en gender studies vier benaderingen om deze verschillen te bekijken: de deficietbenadering, de dominantiebenadering, de verschillenbenadering en de dynamische benadering.
Taal en gender studies zijn primair gericht op de vraag: aangeboren of aangeleerd? In verschillende onderzoeken zijn daarom de verschillen in taalgebruik en taalgedrag onderzocht.
Volgens Coates (1986) kunnen vrouwen zich van nature beter verplaatsen in de emoties van anderen, en hebben daardoor een meer empatisch taalgebruik. Chambers (2003) geeft daarentegen aan dat verschillen in taalgebruik ook te wijten kunnen zijn aan het verschil in mobiliteit tussen mannen en vrouwen.
Een antwoord op de vraag of de verschillen in taalgedrag tussen mannen en vrouwen aangeboren of aangeleerd zijn, bevat eigenlijk drie delen:
- Een gedeelte van de verschillen is aangeboren, en zitten dus vast in onze DNA.
- Een gedeelte van de verschillen is aangeleerd, en krijgen we mee uit de samenleving.
- Er is echter ook een bepaalde wisselwerking tussen beide soorten verschillen, omdat we verschillen krijgen aangeleerd, die voortkomen uit aangeboren verschillen. Een antwoord op de vraag hoe deze factoren allemaal samenwerken en welke invloed ze op
elkaar hebben is nog niet eenduidig te formuleren. Met meer onderzoek is het misschien mogelijk om in meer detail een antwoord op deze vraag te geven.