dc.description.abstract | In de scriptie wordt betoogd dat geweld voor de kloostergemeenschap van Conques aan het einde van de tiende eeuw een grotere rol speelde dan in het verleden vaak werd aangenomen voor kloosters in deze periode. Het klooster van Conques kon beschikken over een gevuld arsenaal van spirituele en fysieke wapens. De retoriek van collecties wonderverhalen, zoals het Liber Miraculorum Sancte Fidis, geschreven door Bernard van Angers, had als doel vijanden van het klooster te waarschuwen voor de gewelddadige wraak van de beschermheilige van het klooster bij conflicten. Het klooster was echter ook in staat materiële wapens in te zetten. Gewapende mannen (milites) waren in staat om de belangen van het klooster te verdedigen met het zwaard. In alle gevallen was de rol van St. Foy als beschermheilige van de gemeenschap cruciaal: ze legitimeerde materieel geweld, inclusief dat van de gewapende monnik Gimon en beschermde door middel van haar wonderen de belangen van de gemeenschap. Het klooster van Conques en St. Foy hadden een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie: de heilige maakte aanspraak op verering en in ruil daarvoor diende ze de belangen van het klooster te beschermen. Als de heilige in haar taak tekort schoot, kon ze door middel van geweld op haar plicht worden gewezen. | |