Angst- en depressieklachten onder islamitische mannen en vrouwen met homoseksuele gevoelens.
Summary
According to previous research, homosexual men and women have an increased risk of mental health problems compared to heterosexual men and women. Islamic men and women in the Netherlands also have an increased risk of mental health problems compared to the non-Islamic indigenous Dutch population. These differences in mental health can be explained by the Minority Stress Model. According to this model, pertaining to both the
minority groups will lead to even more increased mental health problems. However, hardly any contemporary scientific research is conducted into mental health problems of homosexual Islamic men and women. In this study, the survey population consists of a group of
homosexual Dutch men and women (N=91), a group of heterosexual Dutch men and women (N=89), a group heterosexual of Islamic men and women (N=28) and a group of homosexual Islamic men and women (N=46). Anxiety and depression factors, measured by the ZBV and CES-D, were picked as indicators of mental health problems. The indigenous homosexual group did not differ significantly from the indigenous heterosexual group with regard to anxiety and depression. The Islamic
group reported significantly more symptoms of anxiety and depression than the Dutch group. The Islamic
homosexual group also differed significantly from the indigenous heterosexual group with regard to anxiety and depression, but this difference can be attributed completely to the factor 'Islamic'. Finally, the limitations of this study, recommendations for future research and
clinical implications are discussed.
Uit eerder onderzoek blijkt dat homoseksuele mannen en vrouwen meer psychische klachten ervaren dan heteroseksuele mannen en vrouwen. Tevens blijkt dat islamitische mannen en vrouwen in Nederland meer klachten ervaren dan niet-islamitische autochtone mannen en vrouwen. Deze verschillen in psychische problematiek kunnen worden verklaard door het Minority Stress Model. Volgens dit model zou het behoren tot beide minderheidsgroeperingen leiden tot verhoogde ervaren psychische klachten. Er is echter zeer beperkt wetenschappelijk onderzoek verricht naar de psychische problemen van homoseksuele islamitische mannen en vrouwen. In huidig onderzoek bestaat de onderzoekspopulatie uit een groep homoseksuele Nederlanders (N=91), een groep heteroseksuele Nederlanders (N=89), een groep heteroseksuele islamitische mannen en vrouwen (N=28) en een groep homoseksuele islamitische mannen en vrouwen (N=46). De angstklachten zijn gemeten door middel van de ZBV en de depressieklachten door middel van de CES-D. Het blijkt dat de groep homoseksuele Nederlanders niet meer angst en depressieklachten ervaart dan de groep heteroseksuele Nederlanders. De groep heteroseksuele islamitische mannen en vrouwen ervaart in vergelijking met de groep heteroseksuele autochtonen zowel meer angst- als depressieklachten. Ook islamitische mannen en vrouwen ervaren meer angst- en depressieklachten dan autochtone heteroseksuele mannen en vrouwen, maar dit verschil kan in zijn geheel worden toegeschreven aan de factor 'islamitisch'. De limitaties van huidig onderzoek worden besproken, evenals de aanbevelingen voor vervolgonderzoek en de klinische praktijk.