Vaardigheden voor de toekomst: perspectieven op heden en toekomst van het vak geschiedenis. Een onderzoek naar de aansluiting tussen onder- en bovenbouw.
Summary
Vanuit de examenresultaten bij geschiedenis, SE en CSE, was het interessant om de aansluiting
tussen onder- en bovenbouw in het geschiedenisonderwijs op mijn school te onderzoeken omdat
deze volgens de inspectie in genoemde cijfers een belangrijke rol speelt. Naar aanleiding hiervan heb
ik een onderzoek opgezet met als kern van de onderzoeksvraag hoe deze aansluiting verloopt, of er
verschillen zijn tussen onder- en bovenbouw en zo ja, welke.
Deze vraag heb ik onderzocht door in de eerste plaats toetsen te onderzoeken op het toetsen
-in welke mate en op welk niveau- van oriëntatiekennis (domein B van het CSE) en vaardigheden
(domein A) om zicht te krijgen op verschillen hierin tussen onder- en bovenbouw. Vaardigheden
bleken in met name de toetsen voor 3 en 4 havo ondervertegenwoordigd ten opzichte van het
nieuwe CSE. Hetzelfde gold voor oriëntatiekennis, maar hierbij was ook nog sprake van een
aansluitingsprobleem: in de bovenbouw werd ten aanzien van deze kennis ineens veel meer begrip
getoetst dan reproductie.
Ten tweede heb ik alle docenten van de sectie geschiedenis geïnterviewd. Daarbij kwam aan
de oppervlakte dat bovenbouwdocenten, als basis van de gedeelde opvatting dat de onderbouw de
bovenbouw in het klein moet zijn om aansluiting te garanderen, zich ervan bewust zijn dat zij -de
meeste van hen hebben ook onderbouwklassen- en onderbouwdocenten in de onderbouw meer aan
de vaardigheden moeten werken. Zij zien hiervoor vanuit de methode echter maar weinig
mogelijkheden . Ook bieden de onderbouwmethoden weinig aanknopingspunten tot het aanleren
van metacognitieve vaardigheden die ook in geschiedenisonderwijs aangesproken moeten kunnen
worden. Alle docenten, ook zij die niet op school X werken, zijn het erover eens dat geschiedenis met
zoveel mogelijk andere vakken moet samenwerken op het gebied van het aanleren van die
vaardigheden. Tenslotte zien de bovenbouwdocenten en een onderbouwdocent het beklijven van
kennis van onder- naar bovenbouw als een probleem. Oplossing reiken eigenlijk alleen docenten
buiten school X aan: de geschiedenisles zien als het leren denken van leerlingen en hiertoe de lessen
werkelijk concentreren oriëntatiekennis en activerende didactiek.
Tenslotte heb ik alle leerlingen, havo en vwo, in de derde klas geënquêteerd over hun
geschiedenislessen door domein A en B concreet in vakdidactische handelingen uit te werken en te
vragen hoeveel deze aan de orde kwamen in de lessen. Dezelfde leerlingen heb ik na het eerste SE in
de vierde klas opnieuw geënquêteerd om met dezelfde vragen verschillen tussen onder- en
bovenbouw die voor aansluitingsproblemen zouden kunnen zorgen op het spoort te komen. Ook heb
ik tot dit doel een aantal aanvullende vragen gesteld. Uit deze enquêtes bleek dat in de onderbouw
te weinig ingezet wordt op het zichtbaar maken van het denken van de leerling en op vaardigheden.
Ook bleek dat twee klassen steeds opvielen bij hun vergelijking van onder- en bovenbouw in de zin
dat de ene klas vond dat een vakdidactisch aspect nu veel minder vaak voorkwam dan eerst en de
andere klas dit juist steeds andersom vond. Dit wijst op het niet trekken van een lijn door docenten
in onderbouw en/of bovenbouw wat vanzelfsprekend kan leiden tot aansluitingsproblemen.
Naar aanleiding van deze drie subonderzoeken heb ik de volgende aanbevelingen gedaan.
Ten eerste moet er een doorlopende leerlijn vaardigheden opgezet worden. Hiertoe moeten goede
opdrachten bij goede bronnen gemaakt worden. Eindexamenvragen moeten hierin een belangrijke
rol spelen. De door Krathwohl en Anderson vernieuwde taxonomie van Bloom kan hierbij gebruikt
worden om te controleren op welk niveau opdrachten en dus de leerlingen nu eigenlijk functioneren.
Expliciet omgaan met vaardigheden, hoe je ze ook definieert, is hierbij van het grootste belang. De
tweede aanbeveling luidt dat er een zelfde leerlijn moet komen voor oriëntatiekennis met als doel
dat leerlingen in de bovenbouw duurzaam kunnen beschikken over de juiste voorkennis over
hoofdzaken. Hierin moet naar mijn idee concentrische werken en de inzet van activerende didactiek
een grote rol spelen. De volgende aanbeveling houdt in dat geschiedenis met andere vakken moet
gaan samenwerken om metacognitieve vaardigheden aan te leren die het historisch redeneren en
dus duurzaam verwerven van kennis bij geschiedenis bevorderen. Tenslotte doe ik twee
aanbevelingen ten aanzien van tijd: de schoolleiding moet het overleg over geschiedenisonderwijs in
het algemeen en alle noodzakelijk aanpassingen in het licht van het nieuwe CSE en mijn onderzoek in
het bijzonder faciliteren door docenten hiervoor tijd te geven. Ook heeft het trainen van
vaardigheden, wat tot nu toe in delen van de onderbouw te weinig is gebeurd, tijd nodig, tijd die nu
vooral ter compensatie in de bovenbouw nodig is. Meer lestijd in 5 havo is dus noodzakelijk.