Onderzoek naar onderzoek: verschillen en overeenkomsten tussen de invulling van onderzoeksfuncties bij Rijksuitvoeringsorganisaties, een verklaring.
Summary
Kennis en informatie zijn cruciaal voor publieke organisaties. Het is hierbij opvallend dat, hoewel er veel onderzoek bij overheidsorganisaties wordt uitgevoerd, er een gebrek is aan fundamentele kennis over het onderzoek dat hierin plaatsvindt. Er is zodoende weinig bekend over de invulling van onderzoeksfuncties.
In dit onderzoek naar onderzoek is antwoord gegeven op vraag hoe verschillende uitvoeringsorganisaties invulling geven aan hun onderzoeksfunctie en hoe verschillen hierbij te begrijpen zijn.
Voor dit onderzoek zijn acht kennis- en onderzoeksafdelingen van de volgende zes uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid onderzocht: de Belastingdienst, het UWV, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, Rijkswaterstaat, Defensie en de politie. Deze organisaties zijn allen bezig met het vraagstuk van kennisontwikkeling en voeren zodoende (wetenschappelijk) onderzoek uit en ontwikkelen kennis ten behoeve van hun eigen organisatie.
Om de diversiteit van de invulling van onderzoeksfuncties in kaart te brengen, zijn in dit onderzoek drie dimensies aangehaald aan de hand waarvan dit kan worden beschreven. Deze dimensies zijn de manier waarop het onderzoek en de organisatieonderdelen zijn ingebed in organisaties, de typering van de eigenschappen van het onderzoek en tot slot de manier waarop onderzoek wordt aangestuurd.
Vervolgens is aan de hand van drie verklaringsmodellen beschreven in hoeverre de invulling van een onderzoeksfunctie kan worden begrepen. Hierbij is ingegaan op de manier waarop de invulling van een onderzoeksfunctie te begrijpen is vanuit een organisatiecontext (contingentiebenadering), daarnaast vanuit het ontwikkelingsstadium van deze functie (maturityperspectief) en ten slotte vanuit de keuzes en situaties in het verleden (padafhankelijkheid). Deze modellen maken inzichtelijk op welke manier de onderzoeksfunctie zich binnen een organisatie ontwikkelt, echter telkens beschouwd vanuit een andere invalshoek.
In dit onderzoek is veel diversiteit in de invulling van onderzoeksfuncties waargenomen. Hierbij zijn echter geen correlaties tussen de verschillende variabelen te ontdekken. Zodoende zijn geen verschillende ‘typen’ of ‘groepen’ van invullingen te onderscheiden.
De invulling van onderzoeksfuncties van vijf onderzochte organisatieonderdelen kunnen worden begrepen vanuit één verklaringsmodel; de overige drie organisatieonderdelen kunnen daarentegen worden begrepen vanuit twee verklaringsmodellen. De verschillende verklaringsmodellen zijn hierbij nagenoeg gelijk vertegenwoordigd.
De drie aspecten van waaruit de onderzoeksfunctie kan worden begrepen - de organisatiecontext, het ontwikkelingsstadium en keuzes en situaties uit het verleden - lijken zodoende allemaal de invulling van onderzoeksfuncties te kunnen verklaren. Hierbij lijken de modellen elkaar aan te vullen.
Concluderend kan gesteld worden dat het mogelijk is dat de invulling van een onderzoeksfunctie vanuit meerdere verklaringsmodellen tezamen te begrijpen is.