Het panopticum voor ontoelaatbare. Haagse controlewoningen, 1923-1963
Summary
Nederland wist in de eerste helft van de twintigste eeuw internationale faam te verwerven met de huisvestingmethode waarbij de nadruk lag op afzondering en heropvoeding van probleemgezinnen. Al deze projecten kenmerken zich door een architectuur waar afzondering en controle sterker werd toegepast dan in de reguliere volkswoningen. In deze thesis staat de vraag centraal of de Haagse controlewoningen stedenbouwkundig en architectonisch een uniek wooncomplex vormen en waarom dit wel of niet het geval is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de Haagse controlewoningen vergeleken met de wijken voor ontoelaatbare gezinnen in Amsterdam, Utrecht en Maastricht. Het Haagse complex voor ontoelaatbare gezinnen verschilde in opzet en grootte van de woningen wezenlijk met de complexen in Amsterdam en Utrecht. Hoewel de stedenbouwkundige ligging en de woningen niet uniek zijn, is het complex van controlewoningen in Den Haag ongeëvenaard als het gaat om de opzet. Het is bijzonder dat voor een volkshuisvestingproject gekozen is voor een opzet die duidelijk geïnspireerd is op een gevangenis. De Haagse controlewoningen zijn uniek door de opzet die de Haagse gemeentearchitecten hebben gekozen. Jeremy Bentham ontwierp het panopticum om het gevangeniswezen doelmatiger te kunnen maken. Tot een letterlijke uitwerking van de plannen van de Britse filosoof is het echter nooit gekomen. Buiten het gevangeniswezen zijn de principes van het panopticum nauwelijks toegepast. Dit maakt de Haagse controlewoningen uniek. Hoewel de gemeente anders wilde laten doen lijken, was het complex een veredelde gevangenis met beperkte bewegingsvrijheid en grote controle.