Over het dun uitsmeren van de pindakaas: Nederlands Internationaal Cultuurbeleid in tijden van bezuiniging
Summary
Dit onderzoek geeft een uiteenzetting van de manier waarop het veranderende discours van het Nederlands (internationaal) cultuurbeleid de betrokken spelers beïnvloedt. Deze verandering komt voort uit de verschuiving naar meer economische richtlijnen in het cultuurbeleid. Deze verschuiving vindt plaats naar aanleiding van de huidige bezuinigingen door de Nederlandse overheid - in het licht van de economische crisis.
Het doel van dit onderzoek is om een bijdrage te leveren aan het inzicht over de actuele spanningen en vraagstukken waar dit beleidsonderdeel mee te maken heeft. Daarmee kan de kennis op het gebied van internationaal cultuurbeleid en de invloeden van andere beleidsterreinen daarop worden vergroot. De scriptie wordt hiermee gecategoriseerd als zijnde beschrijvend.
In het eerste hoofdstuk wordt het theoretisch kader geschetst dat wordt toegepast om de verschillende belangen bij het internationaal cultuurbeleid te analyseren. Dit theoretisch kader is gestoeld op de sociologie, in specifiek: de wereldentheorie van Luc Boltanski en Laurent Thévenot. De keuze voor juist dit theoretisch kader ligt in het feit dat deze theorie de mogelijkheid biedt om zowel economische als sociologische waarden in één model te analyseren. In dit geval gaat het om de drieslag: kunst-/culturele, economische en internationale belangen, vertegenwoordigd in zowel de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Economie, Landbouw en Innovatie en Buitenlandse Zaken, als de Nederlandse culturele en bedrijvensector.
In het tweede hoofdstuk wordt een historisch overzicht gegeven van de ontwikkelingen in het Nederlands internationaal cultuurbeleid. Hieruit worden de volgende relevante historische lijnen vastgesteld: (1) de intrede van economische waarden in het (internationaal) cultuurbeleid, (2) de meerwaarde van de intrinsieke waarde van de kunsten voor het (internationaal) cultuurbeleid, (3) de discussie over het primaat van het internationaal cultuurbeleid, tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het ministerie van Buitenlandse Zaken en (4) de groeiende rol van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie in het (internationaal) cultuurbeleid.
In het derde hoofdstuk worden de belangen van de verschillende spelers geanalyseerd aan de hand van de wereldentheorie, daarnaast worden de instrumenten ván en de ontwikkelingen óp het internationaal cultuurbeleid bekeken. In hoofdstuk vier worden de bevindingen samengevat. De nationale bezuinigingen op cultuur hebben invloed op de ontwikkeling van talent en innovatie, dat zowel voor de beeldvorming van Nederland in het buitenland, als voor de creatieve industrie negatieve gevolgen heeft. De eenzijdige focus op het topsegment en daarmee de beëindiging van subsidie aan andere belanghebbenden heeft daarnaast ook gevolgen voor het internationale netwerk.
Dit leidt tot de volgende aanbeveling, eveneens geformuleerd in hoofdstuk vier: alle betrokken spelers hebben belang bij een bloeiende culturele sector. De drie ministeries zullen voor een effectief internationaal cultuurbeleid echter verder moeten kijken dan het eigenbelang. Op die manier kan er een internationaal cultuurbeleid ontwikkeld worden dat zowel de waarden uit de economie en positieve beeldvorming van Nederland als de intrinsieke kunstwaarde kan waarborgen. Dit betekent dat er een breed cultuurbegrip zal worden gehanteerd, waarbinnen zowel de kunsten, de creatieve industrie, als overige cultuuruitingen een plek krijgen in het internationaal cultuurbeleid.