Oog voor scheidingskinderen in de klinische praktijk. Scheidingsspecifieke elementen in diagnostiek en behandeling op basis van een Delphi-studie
Summary
Probleemstelling: Dit onderzoek stelt zich ten doel antwoord te geven op de vraag in hoeverre en hoe de scheidingsachtergrond dient mee te worden genomen in de diagnostiek en behandeling van scheidingskinderen, die met psychosociale problemen worden aangemeld in de jeugdhulpverlening. Methode: Door middel van een uit twee rondes bestaande Delphi-studie is getracht te komen tot een ‘body of knowledge’ voor wat betreft diagnostiek en behandeling van scheidingskinderen in een klinische setting. In ronde 1 zijn semi-gestructureerde interviews gehouden met 25 experts uit wetenschap en praktijk. De resultaten hiervan zijn in een tweede ronde voorgelegd aan dezelfde expertgroep om consensus te onderschrijven en meningsverschillen te bediscussiëren. Resultaten: Er blijkt in grote mate overeenstemming te bestaan tussen de experts. Zij zijn unaniem van mening dat de populatie scheidingskinderen een eigen benadering behoeft in de klinische praktijk. Tal van cruciale elementen en aandachtspunten voor de diagnostiek en behandeling van scheidingskinderen worden genoemd, waarin experts elkaar deels aanvullen. Conclusie: Vanuit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat scheidingskinderen terdege een specifieke benaderingswijze vereisen, wanneer aangemeld in de klinische praktijk. Het vraagt om verklarende en scheidingsgerelateerde diagnostiek, waarin een eventuele onderkennende diagnose wordt uitgesteld. In de behandelfase is altijd aandacht nodig voor ouderbegeleiding, ouderschapsreorganisatie en versterking van de copingvaardigheden van het kind. Over de vraag of daarnaast ook ingezet moet worden op de specifieke klachten, waarmee het kind werd aangemeld, bestaat verschil van mening.