Caribische immigranten en het slavernijverleden in Utrecht: van herdenking in kleine kring naar viering in het openbaar
Summary
In 1873 maakte Nederland een einde aan de slavernij door ook de opvolger daarvan, de
verplichte contractarbeid onder staatstoezicht, af te schaffen. Sindsdien is het in Nederland zeer
lang stil geweest rond dit thema. Toch is het niet zo dat er geen aandacht voor het
slavernijverleden gevraagd werd. Caribische immigranten (Surinamers of mensen van de
voormalig Nederlandse-Antillen) zijn, sinds hun aankomst in Nederland, altijd al met dit
onderwerp bezig geweest. Dit gebeurde in eerste instantie - tot eind jaren zestig - vooral op zeer
kleine schaal in de grote steden, onder leiding van voornamelijk universitaire Caribische
studenten. In Utrecht verenigden ze zich bijvoorbeeld in 1948 in de Surinaamse
Studentenvereniging Utrecht (SSVU).
Het actievoeren was in den beginne weinig succesvol. De (witte) Nederlandse
maatschappij stond om diverse redenen niet open voor een gesprek over de koloniale
geschiedenis en de gruwelen van de slavernij. Onder andere het beeld van ‘de Nederlandse
cultuur’ waarin dit onderwerp niet past, tezamen met de aanwezigheid van racisme en
discriminatie in de samenleving, een overheidsbeleid gericht op assimilatie en diverse crises
zijn hierop van invloed. Daarnaast zijn de actievoerders vaak tijdelijke migranten in de vorm
van studenten, die na hun afstuderen in Nederland weer vertrekken naar hun thuisland.
Van lange duur was de afwezigheid van aandacht voor het slavernijverleden echter niet.
Het vooruitzicht van Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 zorgde ervoor dat zeer veel
Caribische immigranten permanent naar Nederland en Utrecht kwamen. Bij aankomst werd er
in eerste instantie wederom weinig aandacht aan het slavernijverleden besteed, zowel door de
Caribische immigranten als door de autochtone Nederlanders. Om diverse redenen veranderde
dit aan het begin van de jaren tachtig. Onder andere de opkomst van radio en televisie, de
toename van internationale reizen, de verbeterde welvaart van Caribische Nederlanders en
veranderend overheidsbeleid speelden hierin een rol. Ook ontstonden er veel
migrantenorganisaties die activiteiten organiseerden gericht op het slavernijverleden. In Utrecht
veranderde de SSVU in 1973 in de grote Landelijke Organisatie van Surinamers in Nederland
(LOSON). De eerste aandachtsgolf voor het slavernijverleden was een feit.
Diverse oorzaken, waaronder het gebrek aan wetenschappelijke literatuur ter
onderbouwing van het activisme, zorgden ervoor dat eind jaren negentig aandacht en activisme
voor het onderwerp verdwenen. Tien jaar later, omstreeks 2010, ontstond een tweede
aandachtsgolf voor het slavernijverleden. Onder andere de opkomst van een jonge,
hoogopgeleide en strijdlustige generatie die Nederland steeds meer als thuisland gaat zien speelt
hierin een rol, tezamen met de opkomst van sociale media, meer wetenschappelijke literatuur
en groeiende internationale aandacht voor dit onderwerp.
Deze tweede aandachtsgolf lijkt langer aan te houden dan de vorige golf, onder andere
vanwege de institutionalisering van de geschiedenis van de slavernij. Het slavernijverleden lijkt
daardoor - voor het eerst in de geschiedenis - steeds meer onderdeel van de Nederlandse en
Utrechtse publieke geschiedbeleving te worden. De vraag is hoelang deze tweede aandachtsgolf
zal blijven aanhouden. Blijft de aandacht voor het slavernijverleden groeien? Of komt ook deze
golf na verloop van jaren ten einde, net zoals in de jaren tachtig gebeurde?