Casussen in pabo-studieboeken
Summary
SAMENVATTING
In verschillende onderzoeken is aangetoond dat het toevoegen van concrete voorbeelden aan abstracte studieteksten betrokkenheid en begrip bevordert. In deze scriptie is gekeken naar een specifieke vorm van voorbeeldgebruik: casussen in pabo-studieboeken. Deze casussen hebben een directe relatie met de onderwijspraktijk en zijn naast het vergroten van begrip vooral bedoeld om de transfer van de theorie naar de praktijk te bevorderen. Uit mijn corpusonderzoek naar pabo-studieboeken wordt duidelijk dat bijna alle schrijvers casussen toevoegen. Daarbij blijkt echter dat structuur- en stijlkenmerken vaak willekeurig gebruikt worden. Auteurs zijn zich wel bewust van het nut van casussen, maar lijken stijl- en structuurkenmerken vaak weinig gericht in te zetten. Een meer effectief gebruik zou het tekstbegrip en de waardering kunnen bevorderen en daarmee de beoogde transfer. In twee onderzoeken is daarom vervolgens gekeken naar de mogelijkheid om zowel een structuur- als een stijlkenmerk te optimaliseren. In het eerste onderzoek is de hypothese getoetst dat een casus met een duidelijke en herkenbare lay-out voorafgegaan door een verwijszin het tekstbegrip vergroot. Deze verwachting komt niet uit, maar de resultaten geven wel aanleiding voor verder onderzoek. Het tweede onderzoek is een waarderingsonderzoek naar de manier waarop naar de hoofdpersoon in de casus verwezen wordt: de naamgeving van de leerkracht. Uit dit onderzoek komen opmerkelijke resultaten. Studenten lijken een voorkeur te hebben voor een persoonlijke naam met vermelding van de functie juf / meester in plaats van het neutrale leerkracht. Daarbij hebben ze een voorkeur voor vrouwennamen en voor namen van autochtone herkomst.