De invloed van adherence van de trainers en de ernst van het externaliserend probleemgedrag van het kind op de gedragsverandering tijdens de interventie Zelfcontrole op school.
Summary
Achtergrond Externaliserend probleemgedrag bij kinderen is een belemmering voor de ontwikkeling van deze kinderen en van hun klasgenoten. De basisschool is een geschikte omgeving om sociale en cognitieve vaardigheden te leren. Een preventieve interventie op school is laagdrempelig voor kinderen en hun ouders. Om deze reden is de interventie ‘Zelfcontrole op School’ ontwikkeld. Doel Het doel van dit onderzoek was het effect te onderzoeken van de cognitief gedragtherapeutische interventie Zelfcontrole op school, ontwikkeld voor kinderen met externaliserende gedragsproblemen op Nederlandse basisscholen. Er is in dit onderzoek gekeken naar de invloed van de ernst van het probleemgedrag van de kinderen en het niveau van adherence van de trainers op de gedragsverandering en in welke mate samenhang bestond tussen deze variabelen. Ook werd onderzocht of de variabelen in interactie met elkaar van voorspellende waarde zijn voor de gedragsverandering. Methode Participanten van acht tot dertien jaar zijn gerandomiseerd verdeeld over een interventiegroep (n = 52) en een wachtlijstgroep die de interventie op een later tijdstip ontving (n = 83). De voor- en nameting van beide groepen zijn gebruikt voor dit onderzoek. Daarnaast is het externaliserend probleemgedrag beoordeeld met vragenlijsten voor de leerkracht en is het niveau van adherence bepaald met behulp van checklists. De gedragsverandering is gemeten door middel van het berekenen van de therapeutic change. Resultaten Na de training was er een significante vermindering van externaliserend probleemgedrag bij de interventiegroep ten opzichte van de wachtlijstgroep. De ernst van het probleemgedrag voorafgaand aan de training bleek een voorspeller voor gedragsverandering, het niveau van adherence niet. Deze variabelen bleken daarnaast niet samen te hangen. Conclusie Na een herhaling van dit onderzoek op andere basisscholen kan er met nog meer zekerheid gesteld worden dat deze interventie succesvol is. De adherence speelt geen rol bij de gevonden gedragsverandering. Echter, er is bij deze interventie een hoge adherence haalbaar wat een bijdrage levert aan de behandelintegriteit. Tevens kan worden geconcludeerd dat hoe ernstiger het externaliserend probleemgedrag van het kind is, hoe meer gedragsverandering er plaatsvindt door de interventie.