EMDR: Experimentele studie naar de werkgeheugentheorie en introductie van de afleidingstheorie.
Summary
Eye Movement and Desensitisation Reprocessing (EMDR) is al jaren een veelgebruikte behandelmethode voor Post-traumatische Stresstoornis (PTSS). In voorgaande onderzoeken werd een verklaringsmechanisme voor het effect van EMDR aangetoond, de werkgeheugentheorie. Deze studies lieten zien dat de kenmerkende oogbewegingen (EM) van EMDR als secundaire taak, tijdens het ophalen van de negatieve herinnering, zorgen voor een afname van emotionaliteit en levendigheid. Dit doordat beide taken competeren voor het werkgeheugen welke slechts een beperkte capaciteit heeft. Deze studie onderzoekt een nieuwe theorie, de afleidingstheorie, welk gebruik maakt van visuele ruis (VN) als alternatieve secundaire taak. Huidig onderzoek richt zich op de vraag of EMDR verklaard kan worden volgens de actieve werkgeheugen belasting van de EM-taak of volgens de passieve belasting van de VN-taak. Om beide condities te vergelijken werd middels een pilot de mate van cognitieve belasting gelijk gemaakt. Aan deze pilot namen 10 participanten deel. Uit de resultaten bleek dat een vertraagde cyclus van 8 seconde voor een gelijke belasting zorgde voor alle condities.
In totaal namen er 30 participanten aan dit onderzoek deel. Het eerste deel van het onderzoek bestond uit een reactietijdtijdtaak (RT) bestaande uit RT alleen, RT+EM en RT+VN. Het tweede deel bestond uit het ophalen van de herinnering alleen, herinneren+EM en herinneren+VN. Tijdens het tweede deel werd tevens bij iedere meting de emotionaliteit en levendigheid van de herinnering gemeten. De werkgeheugentheorie voorspelt dat (a) na de interventie de mate van levendigheid en emotionaliteit bij herinneren + EM significant lager zal zijn voor de interventie en dat (b) de gemiddelde daling van de score van herinneren + EM in vergelijking met de andere twee condities groter zal zijn. De afleidingstheorie voorspelt dat (a) na de interventie de mate van levendigheid en emotionaliteit bij herinneren + VN significant lager zal zijn voor de interventie en dat (b) het gevonden effect groter is dan herinneren alleen en gelijk aan herinneren + EM.
Uit de resultaten blijkt dat beide hypothesen niet bevestigd kunnen worden. Er is te zien dat visuele ruis in vergelijking met de voor- en nameting, tegen de verwachting in, bij zowel emotionaliteit als levendigheid voor een grotere daling van de scores zorgt in vergelijking met oogbewegingen en de controleconditie. Wanneer er werd gekeken naar de tussenmetingen was er te zien dat de scores van visuele ruis (oogbewegingen + levendigheid) in het midden lagen tussen herinneren alleen en oogbewegingen in. Verklaringen en aanbevelingen worden besproken.