De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie
Summary
De eye movement desensitization and reprocessing (EMDR) interventie wordt veelvoudig gebruikt in de gezondheidszorg en is een van de meest onderzochte interventies voor posttraumatische stress-stoornis. De populariteit van deze interventie kan mede worden toegeschreven aan de aangetoonde werkzaamheid van EMDR voor het verminderen van traumasymptomen.
EMDR is een behandeling die bedoeld is om de helderheid en aversiviteit van traumaherinneringen te verminderen. Tijdens de interventie staat het ophalen van traumatische herinneringen en tegelijkertijd het maken van oogbewegingen centraal. De laatste jaren zijn labstudies toegepast om te achterhalen hoe EMDR precies werkt. Uit deze studies blijkt dat de belasting van het werkgeheugen door een duale taak een belangrijk component van EMDR is. Het werkgeheugen heeft namelijk een beperkte capaciteit. Dit zorgt ervoor dat er minder capaciteit beschikbaar is voor de traumatische herinnering wanneer deze tijdens de behandeling wordt belast met een taak (bv. oogbewegingen). De werkgeheugentheorie is bruikbaar, maar er is wellicht een simpelere verklaring voor de werkzaamheid van EMDR: afleiding. Het is praktisch te weten hoe EMDR werkt zodat er meer duidelijkheid ontstaat over hoe EMDR precies moet worden toegepast. Daarnaast is het begrip van de werking van EMDR belangrijk voor het vaststellen van eventuele bruikbaarheid bij meerdere stoornissen.
Het doel van huidig experiment is het kritisch onderzoeken of er een verschil is tussen het ophalen van een negatieve herinnering met een visuele afleidingstaak en het ophalen van een negatieve herinnering met het maken van oogbewegingen op de mate van levendigheid en emotionaliteit. Daarnaast dient het onderzoek als replicatie van Kavanagh et al. (2001) die hetzelfde beoogde te onderzoeken, maar geen rekening hield met de cognitieve belasting van de taken.
Uit de resultaten van het huidige onderzoek blijkt dat de oogbewegingstaak en de visuele afleidingstaak verschillen in de mate van vertraging op de reactietijdtaak. De oogbewegingen leiden tot een grotere vertraging. Desondanks laten de resultaten van het experiment zien dat tijdens het toepassen van de interventies de visuele ruis tot grotere reductie van zowel levendigheid als emotionaliteit leidt in vergelijking met de oogbewegingen en het niets doen. Oogbewegingen laten intermediaire resultaten zien.
Het lijkt er op dat de resultaten in strijd zijn met de gangbare werkgeheugentheorie en de ‘afleidingstheorie’ ondersteunen als verklaring voor de werkzaamheid van EMDR. Het is wellicht afleiding dat voldoende zou kunnen zijn om de werkzaamheid van EMDR te bewerkstelligen. Meer onderzoek is nodig om deze resultaten te ondersteunen.