Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSchutjens, V.A.J.M.
dc.contributor.authorPost, D.M.
dc.date.accessioned2011-10-12T17:00:39Z
dc.date.available2011-10-12
dc.date.available2011-10-12T17:00:39Z
dc.date.issued2011
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/9295
dc.description.abstractUit de bevindingen van onderliggende studie is gebleken dat de ontwikkeling van de regionale werkgelegenheid over de afgelopen vijftien jaren hoofdzakelijk wordt verklaard door het regionale loonniveau. Alleen is dit effect wel negatief. Naarmate het loonniveau in een regio stijgt zien bedrijven hun loonkosten stijgen en zullen zij eerder bereid zijn te schrappen in hun personeelsbestand. Tevens ligt de verklaring in de meer traditionele factoren, zoals regionale specialisatie, diversiteit en concurrentie. Het zijn dus juist de conventionele agglomeratie- en concurrentie-effecten die de dienst uitmaken. Daarbij nemen de factoren regionale specialisatie en concurrentie het voortouw en verdwijnt de regionale diversiteit naar de achtergrond. Wanneer bedrijven in nabijheid van elkaar vestigen heeft dat dus een sterk positief effect op de regionale werkgelegenheidsontwikkeling. Er vinden dan blijkbaar processen, bijvoorbeeld in de vorm van kennisoverdracht tussen bedrijven en innovatie, plaats die zorgen voor werkgelegenheidsgroei. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met sectoreffecten. Een regionale concentratie van bedrijven in dezelfde sector hoeft namelijk niet altijd gunstig te zijn voor de werkgelegenheid. Voor iedere sector pakt dit effect verschillend uit. Concurrentie-effecten in de industrie blijken daarbij het sterkste verband te houden met de regionale werkgelegenheidsontwikkeling. Een concentratie van industriële bedrijvigheid levert dus relatief meer banen op dan wanneer de industrie verspreid over het landschap aanwezig is. Ook is er sprake van periode-effecten waarbij in tijden van werkgelegenheidsstagnatie vooral de concurrentie-effecten naar voren komen in de verklaring van regionale werkgelegenheidsontwikkeling. Uit de hiervoor genoemde bevindingen blijkt dat de overheid dus het beste kan wedden op de oude “paarden”, oftewel de conventionele agglomeratie- en concurrentiefactoren. De Nederlandse overheid zet alleen al jaren flink in op het stimuleren van de kenniseconomie om onder andere de werkgelegenheid te stimuleren (Rijksoverheid, 2011). Maar is dat wel nodig? Het direct stimuleren van de “moderne” kenniseconomische factoren; regionale innovatie, ondernemerschap en creativiteit blijkt volgens onderliggende studie van geen enkel belang te zijn in de verklaring van regionale werkgelegenheidsontwikkeling. Achtergrond De ontwikkeling van de werkgelegenheid is en blijft een lastig te verklaren fenomeen. De literatuur laat dan ook allesbehalve een eenzijdig beeld zien. Tevens kampte het directoraat Kennis en Economisch Onderzoek (KEO) van Rabobank Nederland met dezelfde vraag; wat verklaart nu regionale werkgelegenheidsontwikkeling? Dit onderzoek bood daarvoor uitkomst. In tegenstelling tot vele wetenschappelijke studies biedt onderliggende studie een overzicht van de meest belangrijke factoren die de werkgelegenheid op regionaal niveau verklaren. Daarbij staat in de statistische toetsing vooral het onderscheid tussen de meer moderne kenniseconomische factoren en de traditionele agglomeratie- en concurrentiefactoren centraal. De kenniseconomische factoren zijn in de empirische toetsing als basis genomen waarbij wordt gekeken in hoeverre deze factoren nog standhouden wanneer de meer conventionele factoren aan het model worden toegevoegd. Daarnaast biedt onderliggende studie een handvat voor het Topsectorenbeleid en het ruimtelijk-economisch beleid van de Nederlandse overheid. Een beter inzicht in de factoren die regionale werkgelegenheidsontwikkeling verklaren is namelijk noodzakelijk voor een effectieve uitvoering van het beleid. De theorie Werkgelegenheid is “een containerbegrip voor de al dan niet vervulde vraag naar arbeid van zowel werknemers als zelfstandigen” (CBS, 2011a). Dit “brede” werkgelegenheidsbegrip is dus vooral op de vraagkant van de arbeidsmarkt gericht. Maar waarom staat het regionale karakter van de arbeidsmarkt centraal? Het antwoord daarop ligt in het feit dat arbeid, in tegenstelling tot bijvoorbeeld kapitaal, immobiel is. Werknemers zijn niet bereid over grote afstanden te reizen of te verhuizen voor hun baan. Daarom wordt ook gebruik gemaakt van de COROP-plus indeling van Nederland. Deze indeling is in het verleden namelijk samengesteld op basis van pendelgegevens waarbij het grootste deel van de mensen die in een COROP-plus regio werken ook in diezelfde regio wonen. In de literatuur komt een breed scala aan factoren voor die een verklaring bieden voor de ontwikkeling van de regionale werkgelegenheid. Vaak wordt dit begrip verward en als proxy gebruikt voor de regionale economische groei, maar eigenlijk is dat niet correct. De regionaal economische groei, oftewel het bruto regionaal product, is een optelsom van de beloningen per productiefactor waarvan de beloningen voor de productiefactoren arbeid en ondernemerschap (samen de werkgelegenheid) maar een onderdeel zijn. Daarnaast gaat het over “beloningen” op productiefactoren en niet de absolute vraag naar arbeid waar onderliggende studie zich op richt. Traditionele factoren die volgens de theorie belangrijk zijn in de verklaring van de regionale werkgelegenheidsontwikkeling zijn de al eerder genoemde agglomeratie-effecten. Vooral het verschil in sectorstructuur is daarbij van belang. Is het bijvoorbeeld gunstig voor een regio om over een gespecialiseerde of diversifieerde sectorstructuur te beschikken? Het antwoord hierop is; vooral specialisatie, maar; het hangt er vanaf. De werkgelegenheid profiteert niet altijd van een concentratie van bedrijven in dezelfde sector. Voor sommige sectoren, neem bijvoorbeeld de detailhandel, pakt dit juist negatief uit. Tevens hangen deze agglomeratiefactoren sterk samen met de factor concurrentie. Zowel de specialisatieaanhangers (onder andere Marshall, 1890) als de diversiteitaanhangers (onder andere Jacobs, 1969) hebben hun eigen visie op de effecten van regionale concurrentie. Daarnaast zijn er nog factoren zoals de bevolking en beroepsbevolking en het opleidingsniveau die een belangrijke invloed kunnen hebben op de regionale werkgelegenheidsontwikkeling. In de kenniseconomie draait alles om een goede samenwerking tussen het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid. Daarbij is kennisoverdracht een noodzakelijk goed. De factoren die in onderliggende studie raakvlak hebben met de factor kennisoverdracht, zoals innovatie, ondernemerschap en creativiteit, worden dan ook gezien als de moderne kenniseconomische factoren. De (regionale) werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland Wanneer de Nederlandse werkgelegenheidsontwikkeling in de afgelopen vijftien jaren nader wordt bekeken, valt het op dat er grofweg drie perioden te onderscheiden zijn. Een periode van respectievelijk werkgelegenheidsgroei, -stagnatie, en –groei, van ieder vijf jaren. De werkgelegenheidsontwikkeling volgt daarbij de conjuncturele ontwikkeling van Nederland, omdat bedrijven namelijk niet direct reageren op een economische inzinking. Pas als herstel uitblijft gaan zij in hun personeelsbestand snijden (Centraal Planbureau, 1996 t/m 2011). De voorheen genoemde perioden zijn ook steeds als uitgangspunt genomen voor de verschillende analyses. Voor het analyseren van de regionale werkgelegenheidsontwikkeling zijn de vier grootste sectoren steeds in de analyse meegenomen (op basis van werkgelegenheidsaandeel in 2010). Dit zijn de industrie, de detailhandel, de advies en onderzoek sector en de zorgsector. De ontwikkeling die elke sector heeft doorgemaakt wijst uit dat sectorale patronen ten grondslag liggen aan de regionale ontwikkeling van de werkgelegenheid. Waarbij de banenontwikkeling in bijvoorbeeld de industrie structureel daalt, stijgt deze structureel in de zorgsector. De detailhandel en de advies en onderzoek sector (marksectoren) laten vooral zien dat zij zich met de conjuncturele situatie meebewegen.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent3311465 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleWed op het juiste paard: Verklaringen van regionale werkgelegenheidsontwikkeling
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsregionaal, werkgelegenheid, werkgelegenheidsontwikkeling, COROP, kenniseconomie, verklaring
dc.subject.courseuuEconomische geografie


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record